Een slechte grondwet,
die een geheime kanker
van onze democratie
aan het licht brengt

Beste collega's en vrienden,

Na zes maanden van intens denkwerk, kristalliseert zich rond, maar ook voorbij het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa (VGE), een argumentatie die noch links, noch rechts is en die een historisch gevaar toont voor ons allen, boven de politieke arena. Om die redenen zou deze korte argumentatie burgers van alle zijden van het politiek schaakbord moeten interesseren.

Zes maand geleden, in september 2004, was ik zoals iedereen : voor deze tekst zonder hem te hebben gelezen. Uit principe, om "vooruit te gaan". Ook al wist ik dat de instellingen zeer onvolmaakt waren. Ik wilde niet tot diegenen behoren die Europa afremmen. Ik denk echt dat de grote meerderheid van de Europeanen, voorbij de links/rechts breuk, houden van het mooie idee van een verenigd Europa, broederlijker, sterker. Het is een droom van vrede, eensgezind gedeeld door een grote meerderheid.

Ik had de tekst niet gelezen en had absoluut geen tijd : te veel werk...En Europa, dat is ver en al die politici, ik voelde me beschermd door hun grote aantal : indien iets foutliep zouden er wel enkele zijn om ons te beschermen...Ik ontsloeg me van aan politiek te moeten doen, ik ontsloeg me ervan me met mijn eigen zaken bezig te houden.

Er kwamen wel al een aantal oproepen tegen dit Verdrag, maar ze kwamen van de uitersten van het politieke landschap en enkel alleen voor deze eenvoudige reden begon ik niet eens hun argumenten te lezen. Ik bleef vertrouwen in de mening van het grote getal zonder voor mezelf de kracht van de aanwezige gedachten na te gaan.

En ineens kwamen er oproepen van personen die niet van enig anti-europeanisme konden verdacht worden. Ik heb toen hun oproepen gelezen zonder mezelf ongerust te maken over de etiketten. En ik heb de argumenten heel sterk gevonden. Ik ben beginnen lezen, heel veel, volledige boeken, van alle horizonten :

Fabius, Strauss-Kahn, Giscard, Jennar, Fitoussi, Généreux, enz. Ik las nog veel meer artikelen van voorstanders van het Verdrag, omdat ik zeker wilde zijn dat ik me niet zou vergissen. En hoe meer ik lees, hoe ongeruster ik word. Tenslotte, vandaag, denk ik nog alleen aan dat, ik slaap nog amper. Ik ben bang, om gewoon de essentie te verliezen : de bescherming tegen willekeur.

Ik blijf vandaag nog alle tussenkomsten lezen, van hen die voor zijn en van hen die tegen zijn. Ik blijf zoeken waar de fout zit in mijn redenering en deze tekst is een oproep om na te denken en vooruit te gaan : als u de fout vindt, laten we er alsjeblieft rustig en eerlijk over spreken. Het is heel belangrijk. Ik kan me vergissen. Ik probeer het te vermijden. Laten we samen nadenken als u wil.

Ik voel dat het mijn taak is als leraar rechten (1) van er wat meer over te spreken dan anderen . Het is mijn taak om er met mijn collega's over te praten, maar ook met mijn leerlingen, ook met journalisten. Ik zou medeplichtig zijn indien ik zweeg.

Ik heb zodoende meer dan tien redenen gevonden om zich te verzetten tegen deze gevaarlijke tekst en nog tien andere redenen om een onaangename, in werkelijkheid niet broederlijke tekst te verwerpen. Maar de vijf sterkste redenen, de meest overtuigende, die alle politieke meningen overbruggen, zijn mij pas laat beginnen dagen. Omdat er veel gewerkt moet worden om ze klaar naar voor te doen komen. Het is op die vijf belangrijkste redenen dat ik uw aandacht wil trekken en waarover ik om uw mening verzoek zodat we er samen over zouden kunnen spreken, daar de journalisten (en de politici in België;, n.v.d.v.) ons van een publiek debat beroven.

In deze staatszaak worden de fundamenten van het grondwettelijk recht mishandeld. Dit stelt vijf traditionele principes, ontworpen om de burgers te beschermen, centraal.


Voorafgaandelijke vraag : Grondwet of verdrag ?


Welke kwalificatie krijgt dit projekt ?

Er moet eraan herinnerd worden wat een Grondwet is en waarom het opstellen ervan omgeven wordt door bijzondere voorzorgen.

Een Grondwet is een pact gesloten tussen de mensen en hun regeerders. Het is omdat de mensen dit pact hebben ondertekend dat ze aanvaarden om de wetten te gehoorzamen. Via dit pakt verwerft de autoriteit haar legitimiteit.

Deze pact moet de mensen beschermen tegen onrecht en willekeur. De principes waarover we het verder gaan hebben moeten waarborgen dat het pact zijn beschermende rol kan spelen en dat de mensen het zullen kunnen controleren.

Het projekt van Verdrag tot vaststelling van een Grondwet voor Europa (VGE) is uitvoerbaar zonder beperking van duur (2). Het dringt zich op bijna alle essentiële onderwerpen van het leven van de mensen op (3). Zijn juridische vorm overtreft al onze nationale normen (besluiten, wetten, Grondwet) (4). Het installeert alle grote machten (uitvoerend, wetgevend, rechterlijk) en regelt de evenwichten tussen deze machten.

Om zich te vergewissen van de inzet kan Jean Foyer, emeritus professor aan de Université de Paris II, lid van het Instituut en vroegere Minister van Justitie, geciteerd worden : " Indien het verdrag zou worden geratificeerd, dan zou de Franse Grondwet een lagere juridische kracht hebben dan deze van een eenvoudige richtlijn van de Europese Unie."

Het projekt van VGE is dus van nature een Grondwet, het legt "het recht van het recht " vast.

De aan de gang zijnde debatten tonen aan dat deze voorafgaandelijke vraag in het middelpunt ligt van de weerleggingen. Ik versterk dus mijn stelling met een citaat van Olivier Gohin, professor in de Paris II universiteit : " Het nieuwe verdrag is een echte Grondwet nu het beantwoordt aan de materiële definitie van elke Grondwet : organisatie van de openbare machten en waarborgen van de fundamentele vrijheden, met de identificatie van een Grondwetgevende macht (...) de Europese Unie verenigt, van nu af aan, de noodzakelijke elementen die noodzakelijk zijn voor de definiëring van de Staat" (5).

Mijns insziens is het belangrijkste dus niet de kwalificatie die de auteurs zelf aan hun tekst gegeven hebben, daar de principes die we verder gaan bespreken dienen om de burgers te beschermen tegen gevaarlijke instellingen : elke fundamentele tekst die de macht der instellingen definieert of wijzigt zou deze principes dus moeten respecteren, welke ook zijn officiële benaming.

Biedt deze tekst met grondwettelijke roeping dus de waarborgen die men ervan kan verwachten ? (6)


Eerste principe van Grondwettelijk recht : een Grondwet is een leesbare tekst.


Een Grondwet moet rechtstreeks aanvaard kunnen worden door het volk dat zich eraan onderwerpt.

Opdat deze aanvaarding zinvol zou zijn, moet deze tekst leesbaar zijn door het volk, dat gaat tekenen (en niet alleen leesbaar zijn voor experten).

Vanuit dit opzicht is het grondwettelijk verdrag lang en complex (7): 485 A4 pagina's of bijna een volle riem papier (in de compacte versie die momenteel beschikbaar is op www.constitution-europeenne.fr). In het Nederlands op http://www.referendumeuropesegrondwet.nl/relevante_links (n.v.d.v.).

Deze lengte, die uniek is in de wereld voor een Grondwet, koppelt zich aan een veelheid aan verwijzingen die ze eenvoudigweg onleesbaar maakt voor de gemiddelde burger.

Bepaalde belangrijke punten zoals de definitie van de Diensten van Algemeen Economisch Belang komen niet voor in de tekst (8).

Er komen zelfs tegenstrijdigheden voor tussen van elkaar verwijderde delen (9). (Heel belangrijke voetnoot, n.v.d.v.).

Om de moeilijkheid van het lezen van deze tekst te illustreren, dient men de afwezigheid aan te stippen -hetgeen erg is - van een lijst van gebieden waarin elke instelling het recht kan scheppen. Zo vindt men nergens (en kan men perfect onwetend zijn over het bestaan van) de lijst van domeinen waarin het Europees Parlement volledig uitgesloten is van het recht om te legifereren (wetten te maken). Dit is noch banaal noch ongevaarlijk. Om deze verdeling te kennen dient men de honderden artikelen één per één te onderzoeken en te hopen er geen te hebben vergeten (zie verder). Kan men dan over leesbaarheid spreken ?

Andere belangrijke artikels, zoals artikel I-33 die de "niet wetgevingshandelingen" instelt ( verordeningen en besluiten) en die aan de (niet-verkozen) Commissie toelaat om zonder parlementaire controle normen te creëren die even dwingend zijn als wetten (10), worden niet gevolg door een controleerbare lijst.

Deze lengte en deze complexiteit verbieden de kritiek voor de doorsnee burger.

De 75% van de Spaanse stemmers die deze tekst hebben goedgekeurd, evenals de 60% die zich onthouden hebben, hebben de tekst waarschijnlijk niet gelezen : noch de ministers, noch de parlementairen, noch de professoren, noch de journalisten, noch de burgers die allemaal iets anders te doen hebben. Wie heeft er nu de tijd om 500 A4 pagina's te lezen. Het volstaat om de vraag voor zichzelf te stellen : het is niet anders voor de anderen.

Zodoende nemen die burgers het opperste risico voor henzelf, hun kinderen en kleinkinderen, om te laat te ontdekken wat niet meer kan gewijzigd worden.

Men moet uiteraard lezen en begrijpen wat men ondertekent. Anders moet men weigeren te tekenen.

Ook al was deze tekst eenvoudig geweest (wat niet het geval is), zo'n lange tekst laat niet toe om het met kennis van zaken te beoordelen.

Nochtans moet men wel een mening hebben. Wat moet men dan doen om een mening te hebben over een tekst die men niet kan lezen ? Men stelt zichzelf gerust door te doen zoals "de anderen", zoals de schapen van Panurge.

Die lengte is op zich al ondemocratisch : het debat wordt voorbehouden aan de experten.

Een Grondwet is de fundamentele wet, het is het "recht van het recht". Ze moet door éénieder kunnen gelezen worden om met kennis van zaken te worden goedgekeurd of verworpen.


Tweede principe van Grondwettelijk recht : een Grondwet legt niet de ene of andere politiek op; ze laat het politiek debat toe zonder de uitkomst ervan te bepalen.


Een democratische Grondwet is noch rechts noch links, noch socialistisch noch liberaal. Een Grondwet is niet vooringenomen maar maakt het politiek debat mogelijk. Ze bevindt zich boven het politieke debat.

Daarentegen wil het VGE niet alleen de regels van het politieke spel bepalen maar ook het spel zelf !

Door in al zijn onderdelen (11) (I,II en vooral III) liberale verplichtingen en referenties op te leggen, is deze tekst niet politiek neutraal. Hij legt voor lange tijd politiek-economische keuzen op die natuurlijk zouden moeten afhangen van het dagelijks politiek debat, dat varieert volgens de conjunctuur. Het is een soort hold-up op de afwisseling van economische politieken.

Deze tekst bevestigt onder andere dat Europa zichzelf berooft van de drie voornaamste economische hefbomen die alle Staten in de wereld toelaten te regeren :

Geen monetaire politiek : wij zijn de enigen in de wereld die onze centrale bank volledig onafhankelijk gemaakt hebben en bovendien met als enige grondwettelijke onaantastbare missie : de strijd tegen de inflatie. Maar niet de tewerkstelling of de groei (12). Er worden geen enkele middelen aan de politieke macht verleend om deze missies te wijzigen. Men weet nochtans dat men anti-inflatie politieken met extra werkloosheid betaalt en dit door een mechanisch effekt (13).

Geen budgetaire politiek: het Stabiliteitspact (14) sluit de Staten op in een budgetaire strengheid, die zeker een mogelijke politiek kan zijn, maar ook niet de enige mogelijke moet zijn ad vitam aeternam (tot in de eeuwigheid). Geen enkele Keynesiaanse relance (grote werken) is nog mogelijk.

Geen industriële politiek: het verbod op elke belemmering van de concurrentie (15) brengt het verbod met zich mee om bepaalde nationale actoren die kwetsbaar zijn of in moeilijkheden verkeren, te helpen.

Zodoende wordt een politiek van economische machteloosheid (zoals beschreven door de economist Jean-Paul Fitoussi (16)) geïnstitutionaliseerd, voor lange tijd opgelegd.

(Zie hierover ook de boeiende synthese van 12 economisten tegen het VGE (17)).

Het VGE infantiliseert de Europese burgers : het ontneemt ons allen het belang om over alternatieven na te denken. Waarom zou het politiek debat doorgaan nu inderdaad elk reëel alternatief uitdrukkelijk verboden wordt in de opperste tekst ?

Heel concreet, indien morgen een Europese meerderheid van richting zou willen veranderen en overstappen naar een meer solidaire, niet mercantiele organisatievorm, dan zou dat niet kunnen want daar is de unanimiteit voor nodig.

Op de Sovjet grondwet na (die ook een politiek oplegde, namelijk het collectivisme), zou deze partijdige grondwet een unicum zijn in de wereld.


Derde principe van grondwettelijk recht : een democratische grondwet is herzienbaar.


Alle volkeren ter wereld die in een democratie leven kunnen hun regeerpact herzien.

Het VGE is veel te moelijk herzienbaar (18) : om één komma van deze tekst te wijzigen is eerst de unanimiteit van de regeringen nodig om akkoord te vallen over een herzieningsprojekt. Daarna is de unanimiteit van de volkeren (parlementen of referenda) nodig om het te ratificeren. Dit wordt de gewone herzieningsprocedure genoemd.

Met 25 Staten is deze procedure van dubbele unanimiteit een echte waarborg van onaantastbaarheid voor de verdedigers van het immobilisme. Deze tekst is versteend van bij zijn geboorte.

Concreet betekent dit dat indien een grote meerderheid Europeanen haar hoogste wet wenst te veranderen, dat ze dat niet zou kunnen. Dit is stuitend, onrustwekkend.

Dit is onaanvaardbaar voor een Grondwet (19) en het zou opnieuw een unicum zijn in de wereld.

Men antwoordt mij door het woord "Verdrag" naar voor te schuiven om voor te houden dat unanimiteit normaal is (wat correct is inzake verdragen), maar dit houdt geen steek : deze tekst speelt uiteraard de rol van een Grondwet en het oxymoron " Grondwettelijk verdrag" (samenvoeging van tegenstrijdige woorden) leidt ertoe, door met de woorden te spelen, dat men een hoogste norm schept die veel te star is en veel te moeilijk te herzien.

Vreemd genoeg staat tegenover deze overdreven starheid een verrassende soepelheid naar aanleiding van een andere procedure die de rechtstreekse instemming der volkeren niet vereist : de veréénvoudigde herzieningsprocedure (20). Deze laat één van de organen van de Unie (de Raad van Ministers) toe om uit eigen initiatief één van de sleutelelementen van de Grondwet te wijzigen die de graad van soevereiniteit bepaalt die door de lidstaten bewaard wordt in dit of dat domein (daar de overstap naar beslissingen bij meerderheid aan allen het blokkeringsrecht doet verliezen) (21) Dit is erg : deze grondwet heeft een variabele spanwijdte maar zonder de direkte instemming der volkeren bij elke variatie.

Anderzijds is de regel van de unanimiteit voor de toetreding van een nieuwe lidstaat tot de Unie, een bescherming. Maar het is niet de unanimiteit van de volkeren via referendum geraadpleegd, die vereist is. Het is eerst de unanimiteit van de 25 vertegenwoordigers van de regeringen (waarvan velen niet verkozen zijn en geen enkele met het mandaat om over zo'n belangrijk punt te beslissen). En dan de unanimiteit van de Staten overeenkomstig hun nationale ratificatieprocedures (22). Enkel de landen die een referendumprocedure hebben zullen hun volkeren rechtstreeks geraadpleegd zien.

Men zou echt zeggen dat de wil der volkeren van weinig tel is voor zij die hen regeren.


Vierde principe van grondwettelijk recht : een democratische Grondwet beschermt tegen willekeur door de scheiding der machten (wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht) en de onderlinge controle der machten te verzekeren.


"L'esprit des lois" zoals beschreven door Montesquieu is waarschijnlijk het beste idee in de geschiedenis van de mensheid : alle machten neigen van nature, mechanisch tot machtsmisbruik. Het is dus essentieel teneinde de mensen tegen tirannie te beschermen om eerst de machten te scheiden en dan de controle der machten te organiseren. Geen verwarring van de machten en geen macht zonder een tegen-macht.

Zo zegt het volk : " Jij, Parlement, maakt de wetten, maar je voert ze niet uit. En jij, Regering, voert de wetten uit maar kunt ze niet zelf schrijven". Zo heeft geen enkele macht de middelen om op zijn eentje zijn wil op te leggen.

Aan de andere kant, als één der machten oordeelt dat een andere een onaanvaardbaar gedrag vertoont, kan hij hem herroepen : het parlement kan de regering doen vallen en de regering kan het parlement ontbinden. Het is noodzakelijk dat elke macht verantwoording zou zijn verschuldigd en zich op elk moment gecontroleerd weet. Dit is eveneens essentieel.

Het is misschien dit, het beste idee van de wereld. Het idee dat ons van de vrees voor een despoot bevrijdt.

Zelf in het moderne kader van een unie van Staten ziet men niet in waarom deze beschermende principes van gezond verstand hun waarde zouden verloren hebben.

Het evenwicht tussen de drie machten is nochtans moeilijk te vinden.

De wetgevende macht haalt een vorm van legitimiteit uit het algemeen stemrecht en het is verleidelijk om hem sterker te maken dan de anderen. Maar een wetgevende vergadering, zelf legitiem, kan perfekt tiranniek worden omdat het mechanisme van verkiezingen niet fungeert als tegenmacht. Anderzijds is een wetgevende vergadering niet per se de beste plaats om beslissingen te nemen : een zeker groepseffekt of een verwatering van de individuele verantwoordelijkheid op het ogenblik dat collectief moet beslist worden kan tot excessen leiden (23).

Dit is de reden waarom men vaak grenzen aan de parlementaire macht voorziet ondanks de soevereiniteit die het belichaamt : vaak worden ook twee kamers voorzien (bicameraal systeem) opdat de ene de andere in toom houdt. In Frankrijk is het de Senaat, die eveneens verkozen doch ouder, de matigende rol speelt ten aanzien van de Assemblée Nationale. Echter zonder risico op blokkering ( in geval van meningsverschil is het de Assemblée Nationale die het laatste woord heeft).

Vaak wordt een andere belangrijke begrenzing van de wetgevende macht voorzien : het moet mogelijk zijn de wetgevende vergadering te ontbinden, in de optiek van tegenmachten die de publieke actoren responsabiliseren.

Binnen dit raamwerk (twee kamers en de dreiging van ontbinding) zou het parlement een echte wetgevende rol moeten spelen : met het wetgevend initiatief, de mogelijkheid om in alle domeinen teksten te amenderen, een echte rol in de heffing van belastingen (dit is één van de essentiële oorspronkelijke rollen : het gewicht van de heffingen door de openbare macht controleren)...

Dit is niet precies wat voorzien is in het VGE : het Parlement heeft niet het wetgevend initiatief (24), wat op eerste zich onaanvaardbaar lijkt. Zijn rol in het stemmen van het budget hoewel wat vergroot, blijft beperkt. Maar vooral wordt het Parlement uitgesloten uit bepaalde domeinen die voorbehouden zijn aan de Raad van Ministers (25).

In feite, is het misschien nog erger : ik heb lang mijn aandacht gefocust op de wetten (wetgevingshandelingen) en ik ben nu met verbazing de "besluiten" (art. I-33, I-35), "niet zijnde wetgevingshandelingen" aan het ontdekken, die duidelijk onderscheiden zijn van de gewone verordeningen. Er is niets te zeggen over de verordening, die een uitvoerende tekst is, zoals de decreten en besluiten in Frankrijk, en die een beperkte normatieve macht rechtvaardigen die traditioneel aan de uitvoerende macht verleend wordt om snel de eenvoudige praktische modaliteiten van de uitvoering der wetten te bepalen. De "besluiten" zijn iets anders en worden afzonderlijk beschreven. (26)

De "besluiten" lijken even dwingend te zijn als de wetten maar lijken gemakkelijker te maken dan de wetten, met minder controle (waarschijnlijk door het Europees Hof maar niet door een parlementaire discussie). Bij het lezen van de tekst van het VGE zoek ik wie deze "besluiten" mag nemen die op "wetten zonder parlement lijken". De Europese Raad (staatshoofden en regeringsleiders), de Raad van Ministers en de Commissie (allen lid van de uitvoerende macht op nationaal of Europees vlak, en meestal niet verkozen) en... de Europese Centrale Bank. De Europese Bank heeft de macht om op haar eentje "besluiten" te nemen. En wie controleert de Europese Centrale Bank ? Welke zijn de beschermende wanden rondom die normen die zonder parlementaire discussies tot stand komen ?

We moeten zelf een inventaris maken (daar men ons geen lijst verschaft) van de artikelen in het VGE die toelaten om zulke "Europese besluiten" te produceren. Wordt vervolgd...

Men stelt ons dus een "driehoek" voor bestaande uit het Parlement, die de volkeren vertegenwoordigt, de Raad van Ministers, die de Staten vertegenwoordigt en de Commissie die het algemeen belang (sic) vertegenwoordigt.

De Commissie is hoofdzakelijk de uitvloeiing van de Raad die de leden ervan benoemt met een recht van zicht van het Parlement die er zelf de Voorzitter van verkiest (op voorstel van de Raad). De Commissie is volledig onafhankelijk. Ze moet van niemand instructies krijgen, maar kan wel herroepen worden door het Parlement via een motie van wantrouwen en elke commissaris kan "ontslaan" worden door de Voorzitter van de Commissie.

Het is de Commissie die de taak heeft van de technische voorbereiding van het recht en die haar voorstellen voorlegt aan de Raad van Ministers en aan het Parlement, die voorgesteld worden als twee wetgevende organen.

Men stelt de Raad van Ministers voor als een "hoge kamer" die de rol van Senaat zou spelen. Dit is moeilijk aanvaardbaar : ten eerste worden de ministers niet verkozen maar vooral hebben zij in hun eigen land de uitvoerende macht in handen. Dit wil zeggen dat zij de openbare macht beheersen die hen zal toelaten, wanneer zij naar hun land terugkeren, om de regels uit te voeren die ze zelf gemaakt hebben.

Het zijn dus dezelfde personen die het recht op Europees niveau creëren en die het uitvoeren op nationaal niveau : hier worden de machten vermengd. De Raad van Ministers is een orgaan die duidelijk met het executieve verbonden is en aan wie men een wetgevende rol verleend heeft.

Met de niet-scheiding der machten is het een belangrijke wal tegen willekeur die ons ontglipt. Zelfs als het om een beperkt aantal onderwerpen gaat (21? wie weet ? (zie verder)) toch is het gevaarlijk.

Laurent Lemasson laat in voornoemd artikel (27) opmerken dat het Europees Parlement uit één enkele kamer bestaat en dat het niet verantwoordelijk is : niemand kan het ontbinden. We hebben gezien dat het beroofd is van het wetgevend initiatief maar het kan de Commissie ontbinden die over dit initiatief beschikt, wat het Parlement een sterkere positie geeft om voorstellen te "suggereren" aan de Commissie.

L. Lemasson ziet in deze organisatie van de machten een risico op een parlementsrégime (een soort parlementaire tirannie). Dit is nieuw voor mij en de analyse is interessant : op sommige vlakken zou het Parlement totaal machteloos zijn (men kan zich afvragen waarom precies op die vlakken) en elders misschien te sterk. Te onderzoeken.

In deze benadering zie ik de medebeslissing positiever, als een tegenmacht in twee richtingen : zo kan het parlement zijn macht niet misbruiken en de Raad van Ministers evenmin. Behalve wanneer het Parlement ronduit opzij geschoven is voor een aantal onderwerpen waar de Raden, de Commissie en de Europese Centrale Bank alleen het recht creëren (heel toevallig in belangrijke economische domeinen, zie : Art III-130-3 : interne markt en III-163 en III-165 : concurrentieregels). En dit is schokkend omdat er in die gevallen nagenoeg geen tegenmacht meer is. Kan de Commissie (die vaak het initiatief houdt) aanzien worden als een echte macht die in staat is tussen te komen in geval de Raden van Ministers (waarvan de Commissie zo nabij staat) naar willekeur zouden afdwalen ?

Er lijkt dus een echt democratisch probleem te bestaan in deze sektor van aan de Raad voorbehouden domeinen : noch scheiding der machten, noch controle. Een lijst van deze voor het Parlement verboden domeinen bestaat nergens en deze uitsluiting van het Parlement uit bepaalde domeinen is zelfs nergens duidelijk geformuleerd (28).

Voor een burger die hiervan kennis neemt zonder eerst psychologisch geconditioneerd te zijn is dit schokkend. Maar misschien vergis ik mij. Kan er iemand dit vreemd "evenwicht" der machten uitleggen ? Voor wie is deze tekst precies geschreven ?

Als burgers zouden we graag hebben dat men ons zou uitleggen waarom het Parlement uitgesloten is, op welke gronden heeft men deze verboden onderwerpen gekozen en waarom er geen uitdrukkelijke (en dus voor kritiek vatbare) lijst van die verboden gebieden werd geformuleerd.

We zouden ook graag weten wie nu werkelijk verantwoordelijk is voor zijn handelingen in deze Europese organisatie, want zeg nu zelf :

Het Parlement is voor niemand verantwoordelijk (buiten de verkiezingen, waarover we al gezegd hebben dat ze geen dienst doen als tegen-macht) want er is geen ontbindingsprocedure.

De Europese Raad is voor niemand verantwoordelijk op Europees niveau ( en men moet berusten op de veraf gelegen nationale verantwoordelijkheid om de leden van de Raad één per één in opspraak te brengen). Het feit dat het moeilijk is om deze verantwoordelijkheid te organiseren omdat het om staatshoofden gaat is onvoldoende geruststellend want bottom line is er toch een onverantwoordelijkheid op federaal europees vlak.

De Raad van Ministers is aan niemand rekenschap verschuldigd op Europees niveau (en men moet opnieuw berusten op de nationale verantwoordelijkheid om de leden één per één in opspraak te brengen).

Het feit dat het ook daar moeilijk is om deze verantwoordelijkheid te organiseren, daar het gaat om ministers die bewaarders zijn van een andere volkssoevereiniteit dan de Europese, volstaat ook niet om de burgers gerust te stellen, want het resultaat blijft : geen verantwoordelijkheid op het niveau waar de beslissingen genomen worden. Daarbij is het in praktijk brengen van deze verantwoordelijkheid even ingewikkeld als illusoir.

Het Europees Hof van Justitie is niet verkozen. De rechters hangen rechtstreeks af van de uitvoerende machten die ze benoemen (dit is krankzinnig). Het Hof staat buiten (officiële) controle en er is geen beroepsmogelijkheid tegen haar beslissingen ondanks de immense machten waarmee ze begiftigd is doorheen de interpretatie van alle teksten en de arbitrage van alle geschillen. Demokratisch, die instellingen ? (lees (29)).

De Europese Centrale Bank is niet verkozen. Strikt onafhankelijk van de openbare machten blijft ze eveneens buiten controle en dus geen verantwoording verschuldigd ondanks de aanzienlijke invloed van haar beslissingen op het leven van 450 miljoen Europeanen (zie hoger).

Is deze indruk van algemene niet-verantwoordelijkheid niet ontstellend ?

De Commissie tenslotte, is de enige die iets riskeert (30) : enerzijds de globale censuur door het Parlement maar enkel met een 2/3 meerderheid. Dit is veel en maakt deze censuurmogelijkheid eerder theoretisch. Anderzijds kan het individueel ontslag van een commissaris geëist worden door de Voorzitter van de Commissie.

Maar is de Commissie werkelijk de zetel van de macht ? Daarover zijn de meningen verdeeld, maar gelet op het algemeen beeld ben ik geneigd om zoals Yves Salesse (31) te denken dat de echte macht in handen is van de Raad van Ministers (geen verantwoording verschuldigd) en dat de Commissie als scherm dient. Een soort "politieke zekering", een handig zwart schaap die het de ministers toelaat recht te creëren terwijl ze zeggen : "wij zijn het niet, het is zij, wij kunnen er niets aan doen, we kunnen ze niet dwingen : zij is onafhankelijk..."

Toch is de Commissie een belangrijk machtscentrum. Bijvoorbeeld : de commissaris belast met de internationale handel is, via het mandaat dat hij eens en voor altijd gekregen heeft, de enige vertegenwoordiger van de Unie in alle internationale onderhandelingen (WTO en andere). Op zijn eentje concentreert deze man een duizelingwekkende macht. Het is in die hoedanigheid dat hij over het Algemeen Akkoord over de Diensten onderhandelt. Dit is een enorm dereguleringsprojekt (32), de mondiale versie van de Bolkestein-richtlijn. Hij doet dit in naam van alle Europeanen, maar in het grootste geheim : hij geeft geen enkel rekenschap aan het Parlement van de onderhandelingen die hij voert over een akkoord die nochtans op diepgaande wijze het leven van alle Europeanen zal wijzigen. En het Parlement kan hem niet dwingen rekenschap te geven. (33).

We kunnen dus al duidelijk tastbare tekenen ontwaren van een afdwaling van het tirannische type. En het VGE vergrendelt voor lange tijd een institutioneel onevenwicht die dit toelaat.

De Commissie kan door het Parlement gecensureerd worden, maar enkel met een 2/3 meerderheid. Dit betekent dat de Commissie 450 miljoen mensen kan regeren met de instemming van slechts 1/3 van het Parlement.

Zelfs het kiesstelsel (via lijsten) verzekert de partijleiders hun plaats in het Europees Parlement zonder enig risico. Dit maakt de verantwoordelijkheid van deze verkozenen ten tijde van de verkiezingen nog theoretischer.

Al die macht zonder reële controle, dit algemeen gebrek aan verantwoording verschuldigd zijn... Waar is de democratie ? Waar zijn de weringen tegen willekeur ?

Naar het schijnt spreken de syllabi van studenten Politieke Wetenschappen al twintig jaar lang en op preutse wijze over "het democratisch deficiet" van Europa. Een te goedaardige term om het opgeven der volkeren aan te duiden, die teveel vertrouwen op diegenen die ze aangesteld hebben om hen te beschermen.

Het lijkt mij dat alle gesprekken van de gemiddelde burgers deze achteruitgang van de democratie zouden moeten analyseren : in de Europese instellingen lijken de organen van de Unie bijna allemaal onverantwoordelijk, geen verantwoording verschuldigd. De wil der volkeren lijkt van weinig betekenis voor de regeerders en een zekere economische politiek wordt voor lang opgelegd.

Hoe kunnen de analysten en commentatoren hier over kijken alsof dit bijkomstig was ? Is dit Europa kost wat kost ? Gelijk welk Europa ? Ook niet democratisch ? Heeft men geen recht om hierover te spreken zonder als anti-europeaan bestempeld te worden ?

Het argument volgens dewelke "het overal hetzelfde is" stelt me niet gerust, integendeel : terwijl de meeste burgers, gehypnotiseerd door reklame, sport en tv, de democratie verwaarlozen, houden anderen er zich heel actief en discreet mee bezig. We zien hoe.

Men zegt ons : "deze tekst is beter dan vroeger, men zou idioot moeten zijn om vooruitgang te weigeren". Dit is verdoezelen dat we met deze tekst niet alleen zouden vooruitgaan : we zouden al die vroegere verdragsteksten verstarren, blokkeren, bekrachtigen, versterken; we zouden hen voor het eerst een populaire goedkeuring geven terwijl zij zich tot hiertoe van ontslaan hadden. We zien met welk resultaat.

Zelfs als hij beter is dan de vorige is deze voorgestelde tekst gevaarlijk.

Montesquieu keert zich om in zijn graf.

Wat zou het een droevige paradox zijn, al die volkeren die zelf de achteruitgang van de democratie zouden aanvaarden, nl. de verschillende wallen die hen beschermen tegen de onrechtvaardigheid van de sterkste.

Men wil ons laten geloven dat al die gebreken een juiste compensatie vinden in spectaculaire vooruitgangen :

Bijvoorbeeld zij die de geboorte van een referendum op volksinitiatief van een miljoen burgers verkondigen (34) hebben niet goed gelezen : het VGE definieert slechts een droevig petitierecht zonder enige dwingende kracht voor de Commissie, die enkel uitgenodigd wordt om na te denken en die perfekt het voorstel in de vuilbak kan werpen zonder zich ook maar te moeten verantwoorden (35).

In dezelfde lijn zijn de mooie algemene en edelmoedige principes die overal herhaald worden, op alle radio's, tv's en kranten, in alle officiële mededelingen, in feite een achteruitgang ten opzichte van het huidig recht (36). Daarentegen en in tegenstelling tot wat art III-112-2 zou laten denken is hun dwingende kracht reëel ook al is ze afhankelijk van wat het Europees Hof erover zal zeggen (37).

Deze tekst is als een oogbedrieger en maskeert een ziekte van de democratie : geleidelijk aan en tersluiks, terwijl ze schaamteloos het tegenovergestelde beweren, zijn de nationale executieven, van rechts als van links, naar aanleiding van de geboorte van Europa, bezig zich op vijftig jaar tijd van de parlementaire controle te bevrijden. Precies daar waar de controle het meest noodzakelijk is (in economische materies). Meer algemeen bevrijden ze zich van elke reële verantwoordelijkheid ten aanzien van de meeste van hun politieke beslissingen.


Vijfde principe van Grondwettelijke recht : een demokratische Grondwet wordt noodzakelijkerwijs opgesteld door een vergadering die onafhankelijk is van de aan de macht zijnde krachten.


Een Grondwet wordt niet door de machtigen aan het volk verleend, maar wordt door het volk zelf gedefinieerd of door vertegenwoordigers die gekozen zijn voor deze precieze taak. Juist om zich te beschermen van de machtigen.

In tegenstelling daarvan zijn de Europese instellingen (sedert 50 jaar) geschreven door de politici aan de macht, die uiteraard rechter en partij zijn. Door zelf de hindernissen vast te leggen die hen elke dag zouden vervelen, zijn deze verantwoordelijken, dat ze nu van links of rechts zijn, tot een gevaarlijke partijdigheid geleid. Het is menselijk maar ook voorspelbaar.

Dit is opnieuw een unicum in de wereld voor een democratie.

En we kunnen daar nu de resultaten van onder ogen zien als een karikatuur van wat moet vermeden worden. Een executief die een volledige bewegingsvrijheid heeft in gekozen economische onderwerpen; bijna alle organen van de Unie zijn geen verantwoording verschuldigd op hun beslissingsniveau; een schijn van democratie met overal oogbedriegers; kleine vooruitgangen die opgeblazen worden, maar een werkelijke achteruitgang van de waarborgen tegen willekeur.

De enige geloofwaardige weg om een evenwichtige, beschermende fundamentele tekst te scheppen is een

Grondwetgevende vergadering (Constituante). Deze Constituante, die onafhankelijk is van de heersende machten, wordt enkel en alleen verkozen om een Grondwet uit te werken met respekt voor een zeer openbare en tegenstelbare procedure (in het recht betekent tegenstelbaar dat tegenstrijdige standpunten zich volledig moeten kunnen uitdrukken). Na deze taak wordt de Constituante ontbonden.

Het is aan de burgers om deze procedure op te leggen als de politieke verantwoordelijken proberen zich eraan te onttrekken.

De nogal gevarieerde en rijke samenstelling van de Giscard Conventie met zeer waardevolle persoonlijkheden is geen voldoende argument. We blijven mijlen verwijderd van een Constituante. De leden van de Conventie zijn niet verkozen met het mandaat om een Grondwet op te stellen. Ze waren niet allen onafhankelijk van de heersende machten en bovendien hadden ze niet de machten om een nieuwe, evenwichtige en demokratische tekst te schrijven. Ze konden enkel de vroegere teksten die geschreven werden door actoren die zowel rechter en partij waren, valideren, compileren en lichtjes wijzigen (38).

Bovendien is het gedurende één jaar herschrijven van de tekst door de regeringen aan de macht, nadat de Conventie haar voorstel had afgeleverd, een andere aberratie op grondwettelijk vlak (39). Het is niet aan de heersende macht om het "recht van het recht" te schrijven.

De regeringen en parlementen, van links en van rechts, hebben, doordat zij een Grondwet via een verdrag hebben opgesteld (hetgeen een veel minder dwingende procedure is dan een zware Grondwetgevende vergadering : publiek, langdurig tegensprekelijk en rechtstreeks door het volk goedgekeurd), gedaan alsof zij de eigenaars zijn van de volkssoevereiniteit. Dit verdrag kan net als de vorige geanalyseerd worden als machtsmisbruik : onze verkozenen, hoe verkozen ze ook zijn, hebben geen mandaat gekregen om afstand te doen van onze soevereiniteit. Het is aan het volk, rechtstreeks, om te controleren dat de voorwaarden van deze overdracht van soevereiniteit naar Europa (hetgeen volgens mij nodig is om een sterk en gepacifieerd Europa te bouwen) aanvaardbaar zijn.

Ik heb een diep respekt, uiteraard, voor alle eminente leden van de Conventie. Maar ik geloof eenvoudig weg dat ze geen mandaat hadden om te doen wat ze gedaan hebben.

Men staat gewoon versteld de talrijke politieke actoren van eerste rang te horen betreuren dat het VGE aan referenda onderworpen werd. Hierbij onderstrepen ze dat dit allemaal minder moeilijk en onzeker was geweest met het Parlement die dat in één, twee, drie zou gestemd hebben. Zonder ook maar iets te lezen, misschien... Wat zijn de volkeren waard voor onze elites ?

By the way, de vele regeringen die deze tekst via hun parlementen hebben laten ratificeren (40), eerder dan door hun bevolking (referendum) begaan hierbij een echt misdrijf : de volkeren van die landen worden beroofd van het debat en de rechtstreekse uitdrukking die hen had toegelaten zich te verzetten tegen deze achteruitgang van de democratie die hen blootstelt aan willekeur.

Welk middel blijft er nog over aan die burgers om zich te verzetten tegen de verbeurd verklaring van hun soevereiniteit (41)?

Dit misprijzen van de volkeren en hun werkelijke keuzen is heel revelerend over het gevaar dat in de grootste discretie groeit : onze elites dat ze nu links of rechts zijn, wantrouwen de democratie en beroven er ons moedwillig van op geleidelijke en listige wijze.


Conclusie


Het VGE ziet er dus gevaarlijk uit op meerdere vlakken. Wat heeft men mij tot hiertoe geantwoord ?

(Sorry voor de argumenten die ik nog zou vergeten hebben, maar het is een immens werk dit alles te compileren.)
(Etienne Chouard ontvangt dagelijks honderden mails met commentaar, n.v.d.v.).

Om mijn angsten te bedaren, spreekt men mij over vooruitgang. In werkelijkheid hangt alles af van het referentiepunt dat men neemt om deze vooruitgang te evalueren. Inderdaad als men de situatie van het Verdrag van Nice neemt (dat voor mij betreurenswaardig is op vlak van democratie) dan is het inderdaad "beter", is het een "vooruitgang". Men begrijpt dan ook waarom men naar deze tekst verwijst om ons het VGE te verkopen.

Maar als ik me refereer naar de nationale democratie die ik verlies ten gunste van de "Europese democratie" die ik win, dan gaat het objectief gezien om een achteruitgang die men mij vraagt te bekrachtigen, namelijk: over de verantwoordelijkheid van de dagelijkse handelingen van alle Europese machten, over de controle van de uitvoerende macht over deze x-aantal voorbehouden domeinen en vooral over de voor lange tijd opgelegde economische politiek die heel waarschijnlijk de oorzaak is van de endemische werkloosheid en de zwakke groei in Europa.

Nochtans herinner ik mij dat het de eerste keer in vijftig jaar is dat men mijn mening vraagt : als burger ben ik geen mede-ondertekenaar van het Verdrag van Nice, noch van de vorige verdragen. Over het Verdrag van Maastricht ondervroeg men mij over de munt en de economische verplichtingen, als ik me goed herinner. Maar niet over het evenwicht en de controle der machten. En voor de economische verplichtingen had men zich voorgenomen een bilan op te maken. Heeft men dat bilan gemaakt ? Heeft men goeie redenen om tevreden te zijn over de economische prestaties van deze instellingen die nochtans eerder een economische roeping hebben dan een politieke ? Lees hierover Fitoussi en Généreux.

Waarom zou ik mij enkel moeten uitspreken over het kleine verschil tussen het Verdrag van Nice en de Grondwet ?

Waarom zou ik als doorsnee burger mijn woord niet kunnen zeggen over het geheel van deze ongelooflijke coup de force sedert 50 jaar door de nationale uitvoerende machten op de controle van de burgers op de door hen gevoerde politieken ?

Ik zie niet in waarom de aan de stemming voorgelegde tekst kunstmatig zou beperkt worden tot de enkele 50 nieuwe artikels van het VGE.

Wanneer ik eminente experten hoor voorhouden dat er maar 60 pagina's te beoordelen zijn, 50 pietluttige artikeltjes, dat de rest al bestaat en dus niet het onderwerp is, en dus niet onderworpen is aan het referendum, wel als ik dit hoor, dan denk ik bij mezelf dat het tijd is om wakker te worden.

Ik heb de indruk dat ik niet de enige ben die dat denkt.

Als men dit algemeen beeld waarover ik het heb weigert, als deze periode van 50 jaar heilig is, onaantastbaar en onomkeerbaar is, als men het Verdrag van Nice als referentiepunt oplegt, ja dan is het VGE inderdaad een "goede tekst" aangezien we "vooruitgaan". Maar lijkt het u niet dat er aan de demonstratie iets ontbreekt ? Dat men ons oplegt een weg te valideren die niet goed is ?

Het is waar, wellicht is het een vergissing (voor diegenen die dit weinig democratisch Europa bouwen) deze tekst Grondwet te hebben genoemd (ze hebben ons op onze hoede gebracht) en het aan het referendum van deze arrogante klagers die de fransen zijn, te hebben voorgelegd. Maar voor ons burgers, heb ik de indruk dat deze twee vergissingen een historische kans betekenen om het gevaar duidelijker te zien en om ons eindelijk te verzetten.

Er is toch een onbetwistbare vooruitgang in dit verdrag...Namelijk de nieuwe mogelijkheid die gegeven wordt om uit de val te vluchten : artikel I-60-1 : Vrijwillige terugtrekking uit de Unie : "Een lidstaat kan overeenkomstig zijn grondwettelijke bepalingen besluiten zich uit de Unie terug te trekken. " Momenteel bestaat dit recht niet. De verwerping van deze tekst sluit ons op in een andere val, die van het Verdrag van Nice. Tof...

Uiteindelijk is dit grondwettelijk verdrag een onthuller die datgene wat al zolang zonder ons beslist wordt in het licht brengt.

In zekere zin is de wolf uit het bos gekomen en kunnen de burgers eindelijk het gevaar zien en zich verzetten.

Eén van de grote vergissingen is waarschijnlijk de economie voor de politiek te laten passeren. Van de mogelijkheid om te handelen op te geven en zich blindelings over te geven aan de markt. Van het roers aan de economisten te geven terwijl ze in de machinekamer zouden moeten blijven om de motor draaiende te houden (het is Bernard Maris die dit met de glimlach suggereert, in zijn heerlijke "Antimanuel d'économie").

Door de vrijheid als een superieure waarde op te hemelen in plaats van de broederlijkheid, door competitie en concurrentie te institutionaliseren in plaats van samenwerking en wederzijdse hulp, en tenslotte door een moraal van "elk voor zich en tegen iedereen" te huldigen terwijl de staatsregulering als beschermer van het algemeen belang wordt vernietigd om de regulering van de markt (als som van particuliere belangen) in te stellen, tasten de liberale economisten de grondvesten van de democratie aan. En dit per slot van rekening om de voornaamste economische beslissers van elke controle te bevrijden.

De systematische deregulering die in Europa gevoerd wordt (instellingen, politiek en grendel van de Europese Grondwet) en meer algemeen in de hele wereld (WHO, Algemeen Akkoord over de Diensten, ADPIC) is een achteruitgang van de beschaving, een terugkeer naar de barbarij, de wet van de sterkste (42).

Uit optimisme, goedgelovigheid of onverschilligheid laten de moderne volkeren hun meest waardevol, en op deze planeet zeldzaam goed verzwakken. Dat goed dat hun dagelijkse gemoedsrust waarborgt : de diverse beschermingen tegen de willekeur van de machtigen. Vanuit het hart van de bedrijven (sociale rechten) tot het vaderland (democratische instellingen die gecontroleerd zijn en herroepbaar).

Democratie is niet eeuwig, ze is zelfs extreem kwetsbaar. Door haar onkwetsbaar te wanen zijn we bezig haar te laten verloren gaan.

Zelfs na de verwerping van deze tekst zullen we moeten vechten om de democratie te houden. We zullen moeten blijven militeren om onze vertegenwoordigers op te leggen een ander Europa te bouwen, simpelweg democratisch. Ik heb geen pasklaar alternatief, anderen misschien wel. Zoniet moeten we ze uitvinden en opbouwen.

Deze stichtende tekst die een trompe-l'oeil of oogbedrieger is wordt aan de burgers voorgesteld in een debat die ook als oogbedrieger is opgezet (43).

Talrijke journalisten maken een oneerlijk amalgaam door de tegenstanders van deze tekst met tegenstanders van Europa gelijk te stellen. De dubbele gelijkheid "Ja aan de Grondwet =  Ja aan Europa", "Nee aan de Grondwet = Nee aan Europa" is een beledigende leugen, een omkering van de werkelijkheid. Het is een misleidende slogan die nooit bewezen is en die gelanceerd werd om diegenen te verleiden die het verdrag niet gelezen hebben en de nochtans sterke argumenten van diegenen die zich verzetten tegen dit verdrag, precies om een perspectief op een democratisch Europa te beschermen, niet bestudeerd hebben.

De journalisten zijn een essentieel, modern bolwerk om de democratie te verdedigen. Montesquieu kon niet voorzien welk kapitaal belang zij zouden krijgen. Maar één ding is duidelijk : de immense macht van de journalisten verdient ook een tegenmacht. (Vanuit dit opzicht kan men zich zeker afvragen of we geen ernstige vergissing begaan door de media te laten kopen en verkopen alsof het om gewone koopwaar ging). Alleszins is hun verantwoordelijkheid in de materie van het VGE historisch.

Voor het ogenblik is Internet het meest democratisch medium. Ongecensureerd is het het beste werktuig om zich te verzetten. Als deze boodschap u nuttig lijkt verspreid hem dan vlug in uw eigen netwerk en buiten het Internet, op papier.

Advies aan de voorstanders van het VGE (ik kan ze niet helpen, ik heb zelf de argumenten niet gevonden die hen ontbreken ;o) : om de mensen die een groot gevaar voelen gerust te stellen is het een slecht antwoord te onderstrepen wat goed is in het VGE. Dat volstaat natuurlijk niet om gerust te stellen. Men tekent een tekst niet als die slechts één ONAANVAARDBARE lijn bevat, ook al zou hij elders wonderen bevatten. En dit verdrag bevat talrijke onaanvaardbare punten.

Er moet dus aangetoond worden dat er geen redenen zijn om zich ongerust te maken : bijvoorbeeld dat elk orgaan volledig verantwoordelijk is voor zijn handelingen (voorbij het gewone mechanisme van verkiezingen) in alle fasen van het scheppen van het recht. Of dat de economische politieken niet zo gekooid zijn als het erop lijkt. Of nog dat de toekomstige wil van de Europese volkeren gegarandeerd zullen worden gerespecteerd.

Wat de tegenstanders van het Verdrag betreft zullen zij de talrijke mensen die "ja" stemmen bij gebrek aan beter, pas echt kunnen overtuigen wanneer zij een geloofwaardig alternatief voorstellen, een haalbaar perspectief.

Dit is een echte barst in mijn redenering, u weet wel diegene die ik in het begin zocht : ik zie niet goed hoe we deze reuzetanker van richting moeten doen veranderen, ik zie ook niet hoe we vanaf nul kunnen herbeginnen. We zoude nmetvelenmoetenzijn.p

De massa boodschappen die ik elke dag krijg hebben een eenheid, een coherentie, een kracht : van welke politieke kant men ook komt (en het komt echt van alle kanten) het algemeen gevoel is fundamenteel pro-Europees en veeleisend op het vlak van de democratie en het respect van de wil der volkeren. En er is veel menselijkheid en grootmoedigheid in die boodschappen (behalve de zeldzame gemenerikken die mij beledigen).

Ik zie hierin een sokkel (of de kiem van een sokkel) waarop de professionele politici zich kunnen herbronnen, zich anders kunnen hergroeperen, hun programma's kunnen wijzigen en een projekt bedenken voor na het "Neen". Een echt Europa voor de mensen, niet voor de Staten. We hebben wel twee of drie jaar om onze Europese broeders te overhalen en dit elan overal op te starten, niet ?

En als het nu eens de Europese volkeren waren die heel ferm van hun politieke partijen deze democratische heroprichting zouden eisen. Vertrekkende vanuit de basis, zich het woord gevende via Internet ? We mogen dromen...

Moeten we niet van bij het begin starten : aan de 25 volkeren vragen of ze zich willen verenigen om een Europese Republiek te creëren ? En dan enkel met de landen die het willen een echt grondwetgevend proces op te starten, georganiseerd door de heersende machten maar onafhankelijk ervan ?

We kunnen erover nadenken, niet ?

Ik heb een aantal weken gelezen een zin gehoord op de radio, die me geraakt heeft, in mijn hoofd weerklinkt en me verandert : "Men wordt niet als burger geboren, men wordt burger".

Etienne Chouard, Trets (Marseille).
Tekst laatst herzien op 1 mei 2005.
Vertaling Gaëtan DuBois, Gent (België), 8 mei 2005.
U kan mij schrijven naar etienne.chouard@free.fr
maar ik heb amper tijd om te antwoorden.
Sorry, jullie zijn te talrijk.


U kunt aanvullende informatie vinden (niet vertaald, n.v.d.v.) en deze tekst downloaden op:
http://etienne.chouard.free.fr/Europe

Verspreid de tekst als u wenst maar stuur liever een link door naar mijn website want een file bevriest de tekst, terwijl ik hem steeds verbeter dankzij jullie waakzame, goedwillige en geduldige opmerkingen.


BIBLIOGRAFIE

Van alle boeken die ik de laatste 6 maanden gelezen heb, alle diep pro-Europees, helpen sommigen heel goed om zich een onderbouwde en stevig geargumenteerde mening te vormen over deze complexe tekst en meer algemeen over de Europese constructie en de mondiale deregulering :

·  Raoul Marc Jennar,docteur en sciences politiques, chercheur pour le compte de l’ONG OXFAM, « Europe, la trahison des élites », 280 pages, décembre 2004, Fayard : pour un réquisitoire rigoureux et passionnant. Une étude consternante des rouages européens et des dérives foncièrement antidémocratiques de cette Europe qui ment tout le temps.  Comment la défense des intérêts privés des grands groupes a d’ores et déjà pris la place de celle de l’intérêt général. Les chapitres sur l’OMC, l’AGCS et l’ADPIC sont absolument é-di-fiants. Un livre essentiel, à lire d’urgence. 

Tous les journalistes, par exemple, devraient avoir lu ce livre.

· Laurent Lemasson, diplômé de l’IEP de Paris, docteur en droit public et sciences politiques, chargé de cours à l’ESSEC, a écrit un article captivant « Constitution européenne : l’Europe y trouve-t-elle son compte ? », 15 déc. 2004 : une lectrice m’a envoyé cette référence il y a quelques jours et je pense que c’est l’analyse la plus finement argumentée, la plus pénétrante qu’il m’ait été donné de lire sur la question de l’équilibre et du contrôle des pouvoirs. À lire absolument, ça va vous passionner. C’est sur le site le d’institut Thomas More 
http://www.institut-thomas-more.org/showNews/24

Cet auteur m’a surpris : il lit dans le TCE le risque d’une dérive vers un régime d’assemblée (où le Parlement lui-même pourrait devenir tyranniquefaute de procédure de dissolution). Il faut encore creuser ce point, mais son approche est vraiment fine et intéressante.  À lire et à relire.       

Le danger considérable que constitue la Cour Européenne de justice, elle aussi sans contrôle, est également mis en valeur, avec la possibilité d’une dérive vers un « gouvernement des juges ».  Là aussi, il faut creuser ce thème complètement méconnu.

· « Douze économistes contre le projet de constitution européenne », par Gilles Raveaud, docteur en économie et enseignant (Institut d’études européennes, Université Paris VIII, et onze autres : une analyse remarquable, très argumentée, du projet actuel de l’Union, plus économique que politique, à lire :
http://www.legrandsoir.info/article.php3?id_article=2231 et http://econon.free.fr/index.html

  Paul Alliès, « Une constitution contre la démocratie ? Portrait d’une Europe dépolitisée », 223 pages, mars 2005, Climats : ce professeur de sciences politiques à l’Université de Montpellier I rappelle d’abord les fondements de la démocratie, parmi lesquels un authentique processus constituant, et explique ensuite que le projet de TCE interdit à l’Europe de devenir une véritable puissance politique,  sonne le glas d’un gouvernement économique  et plus grave encore, d’un fonctionnement démocratique.

· Stéphane Marchand, « L’Europe est mal partie », 361 pages, février 2005, Fayard : ce journaliste au Figaro a un style agréable à lire, il nous raconte l’Europe politique d’une façon vivante, il défend une Europe des cercles. Un livre optimiste malgré son titre, vraiment intéressant.

· « La nouvelle Union européenne. Approches critiques de la constitution européenne », 182 pages, avril 2005, éd. XF de Guibert. Sous la direction d’Olivier Gohin et Armel Pécheul, préface de Jean Foyer, tous professeurs de l’Université : ce petit livre important regroupe les analyses deneuf jeunes constitutionnalistes universitaires et argumente de façon rigoureuse sur les vices rédhibitoires du TCE au regard de la démocratie. (rapport du colloque du 12 mars 2005, disponible sur commande, 3 rue JF Gerbillon 75006 PARIS).

· Anne-Marie Le Pourhiet, professeur de droit public, a écrit dans le Monde, le 11 mars 2005, un article qui résume bien l’essentiel : « Qui veut de la post-démocratie ? » : un article court (une page) et percutant :
http://decrypt.politique.free.fr/constitution/lemonde.shtml.           

· Jean-Paul Fitoussi, économiste distingué, Professeur des Universités à l'Institut d'Études Politiques de Paris, Président du Conseil Scientifique de l'IEP de Paris, Président de l'OFCE et Secrétaire général de l'Association Internationale des Sciences Économiques, propose : « La Politique de l’impuissance », 160 pages, janvier 2005, Arléa : un passionnant petit livre d’entretiens avec Jean-Claude Guillebaud pour comprendre comment l’Europe abandonne sciemment la démocratie et renonce à l’intervention économique des États. En nous rappelant la chronologie des grandes décisions, on comprend quelle progression insensible nous a conduit là. Fitoussi est d’une rigueur étonnante, un grand personnage de l’analyse économique.

· Raoul Marc Jennar, « Quand l’Union Européenne tue l’Europe », 40 pages, janvier 2005 : une brochure résumant un argumentaire serré contre le "traité constitutionnel". Également un DVD où Jennar présente lui-même, de façon pédagogique, très posée, trois exposés sur l’AGCS, la directiveBolkestein et le traité constitutionnel. On y sent très fortement la terrifiante cohérence qui relie ces textes. Documents importants disponibles sur
www.urfig.org

· Jacques Généreux, économiste, professeur à Sciences Po, « Manuel critique du parfait Européen – Les bonnes raisons de dire "non" à la constitution », 165 pages, février 2005, Seuil : encore un excellent petit livre, très clair, vivant, incisif, très argumenté, avec une tonalité à la fois économique et très humaine.
Encore un enthousiasmant plaidoyer pour une vraie Europe !

· « Contre rapport – l’Europe des démocraties », par un groupe de conventionnels qui ont refusé de signer le projet de TCE, jugé comme « allant à l’encontre de tous les principes démocratiques », pour une série de raisons qui méritent d’être étudiées. Voir l’annexe III, pages 21 à 24 :
http://europa.eu.int/constitution/futurum/documents/contrib/doc180703_fr.pdf

· Dominique Strauss-Kahn,« Oui ! Lettre ouverte aux enfants d’Europe », 173 pages, oct. 2004, Grasset : un petit livre facile à lire qui défend bien les points forts du Traité, avec un style énergique, agréable à lire. Il tempête contre les opposants au traité en insistant sur les avancées qu’on perdrait avec un Non, mais il ne les rassure pas sur les points inacceptables du texte.

· Laurent Fabius, « Une certaine idée de l’Europe », 125 pages, nov. 2004, Plon : un petit livre sans longueurs, agréable à lire, qui résume bien ce qui n’est pas acceptable et qui dédramatise le Non.

·  Yves Salesse, membre du Conseil d’État, « Manifeste pour une autre Europe », 120 pages, janvier 2005, Le Félin : un argumentaire précis, rigoureux, constructif. Agréable à lire et très instructif.

·  Yves Salesse a également rédigé un article plus court qui résume en 10 pages son analyse : « Dire non à la "constitution" européenne pour construire l’Europe » :
http://www.fondation-copernic.org/Flash-septembre2004.pdf

·  Un petit film d’une demi-heure résume de façon pédagogique les griefs contre le TCE recensés par Jennar, Salesse et Cassen : clip téléchargeable à
http://www.fondation-copernic.org/

·  Valéry Giscard d’Estaing, « présente la Constitution pour l’Europe », 396 pages, sept. 2003, Albin Michel : l’introduction est intéressante car elle décrit les travaux de la Convention, les difficultés rencontrées, les choix effectués. Le plus gros du livre est le texte du TCE mais avec une ancienne numérotation.

· Olivier Duhamel, « Pour l’Europe, le texte intégral de la Constitution expliqué et commenté », Seuil 2004 : une explication de texte de première main, par un grand professeur de droit constitutionnel qui a participé à la Convention et à l’écriture du TCE.

·  Ces temps-ci, une source majeure d’information non censurée, très orientée politiquement (à gauche), mais absolument foisonnante, est le site portail
www.rezo.net
. J’y trouve chaque jour au moins un document intéressant.

·  Bernard Maris, « Ah Dieu ! Que la guerre économique est jolie », novembre 1999, Albin Michel : pour une démonstration de l’imposture de "l’indispensable guerre économique", avec un parallèle très convaincant avec la guerre de 1914 : comme d’habitude, la guerre n'est pas inévitable, et ceux qui poussent à faire la guerre ne sont pas ceux qui se battent et qui souffrent.  Un bel appel à la désertion.   

À mettre en parallèle avec la religion de la concurrence (compétition) sans entrave, rabâchée par le "traité constitutionnel" qui, finalement, monte les États et les peuples les uns contre les autres, à coups de dumping social, fiscal, et environnemental.

·  Bernard Maris, « Anti-manuel d’économie », 355 pages, octobre 2003, Bréal : un livre important et savoureux pour comprendre l’ineptie du dogme de la religion du marché et de la concurrence. Un livre qui remet de la chair et du sang dans les théories économiques, qui fait l’éloge de la collaboration et de la gratuité. Passionnant, souvent drôle. Un livre formidable, à lire et à relire. Un économiste enthousiasmant.

·  Agnès Bertrand et Laurence Kalafatides, « OMC, le pouvoir invisible », 325 pages, juillet 2003, Fayard : un livre palpitant et éclairant pour comprendre les objectifs et les moyens de cette énorme machine à déréguler que sont le GATT puis l’OMC, outils de contrainte pour les États mais jamais pour les entreprises. Ce livre permet de ressentir fortement la parfaite cohérence qui existe entre les objectifs et les influences de l’OMC et ceux de la construction européenne actuelle.

·  Joseph E. Stiglitz, « La grande désillusion », 324 pages, sept. 2003, Fayard : un pavé dans la mare : un grand économiste libéral, patron de la banque mondiale, qui a travaillé avec les plus grands hommes de ce monde, et qui décrit en détail le dogmatisme aveugle et criminel des technocrates libéraux du FMI et ses conséquences sur les économies et les peuples.  Un style soigné, 0% de matière grasse.  Un grand bouquin, une référence. À lire.

·  Pour comprendre la logique d’ensemble de ce qui prend forme au niveau planétaire, il faut lire l’article à la fois terrifiant et lumineux de Lori M. Wallach,« Le nouveau manifeste du capitalisme mondial », dans Le Monde diplomatique de février 1998, à propos de l’Accord Multilatéral sur l’investissement (AMI), (une de ces « décisions Dracula », appelées ainsi parce qu’elles ne supportent pas la lumière, tellement elles sont évidemment inacceptables) :
http://www.monde-diplomatique.fr/1998/02/WALLACH/10055.  

On y perçoit clairement, comme grâce à une caricature, la logique qui sous-tend de nombreux textes et accords essentiels en préparation aujourd’hui : AGCS, Construction européenne libérale, OMC, ADPIC, directive Bolkestein, etc.  La parenté de tous ces textes devient évidente : un redoutable « air de famille ».

·  Serge Halimi, « Le grand bond en arrière, comment l’ordre libéral s’est imposé au monde », 618 pages, mars 2004, Fayard : un gros bouquin qui permet de comprendre comment on en est arrivé là. On retrouve cette cohérence d’ensemble, et on ne lit plus le TCE de la même façon après avoir lu Jennar et Halimi. On change. On a l’impression de se réveiller.

·  Robert Joumard et Christian Darlot, enfin, simples citoyens comme moi apparemment, ont fait la même démarche : ils ont beaucoup lu, digéré, résumé, rassemblé, organisé tout ça avec talent pour faire deux synthèses un peu longues, comme la mienne, mais vraiment très intéressantes.      

Deux documents très bien faits à :
http://institut.fsu.fr/chantiers/europe/traite_constit/joumard.pdf et Liens.


NOTA’S

[1]  Ik ben leraar Éco-Gestion in het lyceum Marcel Pagnol in Marseille, BTS-richting. Ik ben lang leraar burgerlijk-, handels- en grondwettelijk recht geweest en leraar fiscaal recht en BTS boekhouding. Vandaag ben ik hoofdzakelijk leraar informatica en beheerder van het netwerk van 150 PC's van mijn lyceum.

Ik spreek over mijn beroep als leraar opdat men mijn voorliefde zou begrijpen om dingen uit te leggen en helemaal niet om een autoriteitsargument te gebruiken die ik niet verdien.

Ik ben geen universiteitsprofessor, geen professor publiek recht, niet gespecialiseerd in Grondwettelijk recht. Maar mijn opleiding als jurist (maîtrise) heeft mij de smaak gegeven voor het recht. Ik spreek hier dus als gewone burger die verwonderd was over het uitblijven van enig debat begin 2005 .bIkmaakzondertwijfel fouten maar ik verbeter ze als men ze mij meldt.

Ik beweer dat de burgers zelf, hoe onwetend over het Europees gemeenschapsrecht ook (net als ik), uitgenodigd zouden moeten worden om over deze Grondwet na te denken en dat deze tekst door hiertoe verkozen vertegenwoordigers zou moeten opgesteld zijn. Met een aan de omstandigheid aangepast programma. Naar mijn mening mag dit debat niet door de specialisten in beslag genomen worden. Dat zal het misschien uiteindelijk toch worden.

Deze tekst "Een slechte Grondwet..." is vandaag volledig buiten mijn controle. Het enige wat ik kan doen, en dit was oorspronkelijk ook de bedoeling, is mijn vergissingen of verkeerde formuleringen verbeteren op basis van de teksten die ik blijf lezen en van de talloze adviezen van mijn welwillende lezers.

[2]   Duur van geldigheid van de tekst : Art. IV-446 : Dit Verdrag wordt voor onbeperkte tijd gesloten.

[3]   Lijst van de domeinen waar Europa bevoegd is : Art. I-13 : De gebieden van exclusieve bevoegdheid 1. De Unie is exclusief bevoegd op de volgende gebieden: a. de douane-unie; b. de vaststelling van mededingingsregels die voor de werking van de interne markt nodig zijn; c. het monetair beleid voor de lidstaten die de euro als munt hebben ingevoerd; d. de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid; e. de gemeenschappelijke handelspolitiek. 2. De Unie is tevens exclusief bevoegd, een internationale overeenkomst te sluiten indien een wetgevingshandeling van de Unie in die sluiting voorziet, indien die sluiting noodzakelijk is om de Unie in staat te stellen haar interne bevoegdheid uit te oefenen of indien die sluiting gevolgen kan hebben voor gemeenschappelijke regels of de strekking daarvan kan wijzigen. Art. I-14 :De gebieden van gedeelde bevoegdheid 1. De Unie heeft een met de lidstaten gedeelde bevoegdheid in de gevallen waarin haar in de Grondwet een bevoegdheid wordt toegedeeld die buiten de in de artikelen I-13 en I-17 bedoelde gebieden valt. 2. De gedeelde bevoegdheden van de Unie en de lidstaten betreffen in het bijzonder de volgende gebieden: a. interne markt; b. sociaal beleid, voor de in deel III genoemde aspecten; c. economische, sociale en territoriale samenhang; d. landbouw en visserij, met uitsluiting van de instandhouding van de biologische rijkdommen van de zee; e. milieu; f. consumentenbescherming; g. vervoer; h. trans-Europese netwerken; i. energie; j. de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht; k. gemeenschappelijke veiligheidsvraagstukken op het gebied van volksgezondheid, voor de in deel III genoemde aspecten. 3. Op het gebied van onderzoek, technologische ontwikkeling en ruimteonderzoek is de Unie bevoegd op te treden, en met name programma’s vast te stellen en uit te voeren; de uitoefening van die bevoegdheid belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen. 4. Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking en humanitaire hulp is de Unie bevoegd op te treden en een gemeenschappelijk beleid te voeren; de uitoefening van die bevoegdheid belet de lidstaten niet hun eigen bevoegdheid uit te oefenen.

Onder de exclusieve bevoegdheden zie art.I-13, §1 :« e) de gemeenschappelijke handelspolitiek
De nationale parlementen zijn zo volledig beroofd van de minste mogelijkheid om internationale handelsakkoorden te beïnvloeden bijvoorbeeld : (AGCS, ADPIC en andere tegenslagen van de WHO), terwijl het leven van de burgers zich aan grote omwentelingen mag verwachten naar aanleiding van deze akkoorden die in de grootste discretie voorbereid worden.

[4]   Hogere rechtskracht van de Europese normen boven alle andere zowel nationale als internationale :Art. I-6 : De Grondwet en het recht dat de instellingen van de Unie bij de uitoefening van de haar toegedeelde bevoegdheden vaststellen, hebben voorrang boven het recht van de lidstaten.

Het is de eerste keer dat een Europees verdrag deze regel expliciet vernoemt en niets dwingt het Europees Hof (enig finaal arbiter zonder beroepsmogelijkheid) om deze regel restrictief te interpreteren zoals de Franse Grondwettelijke Raad had gedaan (CC, 19 nov. 2004, 505 DC) : het is dus zelfs meer dan waarschijnlijk dat het Europees Hof de grootst mogelijke draagwijdte geeft aan deze bepaling waardoor de minste Europese norm zelf de Grondwetten van de lidstaten zal primeren. Zie de boeiende analyse van Frédéric Rouvillois, professeur à l’Université » de Paris V, dans le chapitre 1 « Le double jeu du Conseil constitutionnel » du petit livre "La nouvelle Union européenne. Approches critiques de la Constitution européenne", (éditions XF de Guibert).

Art. I-12 § 1. "In de gevallen waarin bij de Grondwet op een bepaald gebied een exclusieve bevoegdheid aan de Unie wordt toegedeeld, kan alleen de Unie wetgevend optreden en juridisch bindende handelingen vaststellen, en kunnen de lidstaten zulks slechts zelf doen als zij daartoe door de Unie gemachtigd zijn of ter uitvoering van de handelingen van de Unie".

Zie ook  « La primauté du droit communautaire sur la constitution française : l’abrogation implicite de la Constitution », par Armel Pécheul, professeur à l’Université d’Angers (20 p.), chap. 3 du même livre "La nouvelle UE. Approches critiques ...", (XF de Guibert) :

« Dans sa décision n°2004-505 DC du 19 nov. 2004, le Conseil Constitutionnel affirme simplement que la constitutionnalisation du principe de primauté ne va pas au-delà de ce que requiert actuellement la Cour de Justice des Communautés Européennes (CJCE).

Mais, précisément, c’est déjà beaucoup. La Cour de Luxembourg a effectivement déjà tout dit sur ce sujet et ce qu’elle a dit est essentiel puisqu’elle impose la primauté du droit communautaire sur les Constitutions nationales ! »

Art. I-33 : « De rechtshandelingen van de Unie 1. De instellingen maken bij de uitoefening van de bevoegdheden van de Unie overeenkomstig deel III gebruik van de volgende rechtsinstrumenten: de Europese wet, de Europese kaderwet, de Europese verordening, het Europees besluit, aanbevelingen en adviezen. De Europese wet is een wetgevingshandeling van algemene strekking. Zij is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in iedere lidstaat. De Europese kaderwet is een wetgevingshandeling die iedere lidstaat waartoe zij is gericht, bindt ten aanzien van het te bereiken resultaat, maar die de bevoegdheid omtrent de keuze van vorm en middelen aan de nationale instanties overlaat. De Europese verordening is een handeling van algemene strekking, niet zijnde een wetgevingshandeling, ter uitvoering van een wetgevingshandeling of van sommige bepalingen van de Grondwet. Zij is ofwel verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in iedere lidstaat, ofwel verbindend voor iedere lidstaat waartoe zij is gericht ten aanzien van het te bereiken resultaat, met dien verstande dat de bevoegdheid omtrent de keuze van vorm en middelen aan de nationale instanties wordt overgelaten. Het Europees besluit is een handeling, niet zijnde een wetgevingshandeling, die verbindend is in al haar onderdelen. Indien het Europees besluit vermeldt tot wie het gericht is, is het alleen voor hen verbindend. De aanbevelingen en adviezen hebben geen bindende kracht.

[5]  Zie de argumenten van Olivier Gohin, in hoofdstuk 4 van het boekje"La nouvelle Union européenne. Approches critiques de la Constitution européenne", éd. XF de Guibert.

Sommige professoren gaan verder « de rechtspersoonlijkheid van de Unie, ingevoerd door art. I-7 », moet volgens François-Guilhem Bertrand, professor éméritus van de Université de Paris XI, « samen gelezen worden met het arrest van 31 maart 1971 van het Hof van Justitie die beslist dat de rechtspersoonlijkheid die aan Europa gegeven werd die van de lidstaten uitwist en hen verbiedt zich te manifesteren wanneer Europa zich uit (zelfde werkje).

Overdreven of werkelijkheid, goed of slecht, ik weet het niet, maar we zouden er toch minstens over kunnen debatteren in plaats van te doen alsof er niets aan de hand was.

[6]    De meeste van deze principes zijn terug te vinden in het boek van Paul Alliès, professor politieke wetenschappen aan de Université de Montpellier I, « Une constitution contre la démocratie ? Portrait d’une Europe dépolitisée ».   Nog een boeiend boek :  Uittreksel (elk woord telt) :
« De Europese opbouw heeft de traditie van volkssoevereiniteit geruisloos in gevaar gebracht. Deze traditie van volkssoevereiniteit rechtvaardigde de uitoefening van de macht door de autoriteiten van de staat daar hun beslissingen niets anders waren dan de uitvloeiing van het soevereine volk. Dit heeft ze op twee manieren gedaan : enerzijds kent het Europees grondwettelijk recht geen enkel soeverein grondwetgever (constituant); zelfs zo dat de beslissingen van de overheden aan een entiteit worden toegeschreven, de Unie, die geen politieke gemeenschap is. Anderzijds is het steeds moeilijker de nationale normen, die van de Europese normen zijn afgeleid, toe te schrijven aan de volkeren die de Grondwetten van elk van deze landen uitroepen tot soevereine volkeren.
Wij betreden dus een onbekend systeem. Datgene van de Unie waar noch de van kracht zijnde verdragen, noch de Grondwet enige "soeverein" vermelden. Geen enkele van deze teksten heeft een legitieme bron van de macht van de Unie kunnen aanwijzen om beter te doen alsof ze de erfenis respecteren van een volkssoevereiniteit die nationaal verbrokkeld is, Staat per Staat. Het probleem bestaat er niet in te weten of er sociologisch of cultureel gezien een Europees volk bestaat. Maar wel de politieke aard van de Unie te bepalen doorheen de grond, de onderbouw, van de macht die ze bevat. Tot nu toe vond de grondwetgevende macht een volk uit en deed hem leven. Voortaan vindt een Grondwet een autoriteit uit, zonder onderdaan noch doel." (pg. 57)

[7]   Europese Grondwet : waar kunnen we de tekst vinden ?

http://www.referendumeuropesegrondwet.nl/relevante_links

Te lezen vooraleer te gaan stemmen :

a/ Het VGE : 349 pagina's.

b/ De protocols en bijlage I en II - 382 pagina's.
Document genaamd "Addendum 1 bij document CIG 87/04 REV 1.

c/ De Verklaringen te voegen aan de finale acte van de IGC en de finale acte - 121 pagina's.
Document genaamd "Addendum 2 bij document CIG 87/04 REV 2".

Totaal : 349 + 382 + 121 = 852 pagina's in de versie van einde 2004.
De versie van midden april 2005 is compacter : één pdf file van : 491 pagina's. 

Ter vergelijking: de franse en Amerikaanse (VS) grondwet tellen elk ongeveer 20 pagina's. Anders gesteld: het VGE telt 441 895 karakters tegen 46 515 voor de franse.

Tenslotte een heel interessante link die toelaat Grondwetten van over heel de wereld te vergelijken :
http://mjp.univ-perp.fr/constit/constitintro.htm

[8]   Ondanks zijn lengte zit niet alles in het VGE : een zo essentiële informatie als de definitie van de Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB), (geciteerd in de art. II-96, III-122, III-166), en niet te verwarren met Openbare Diensten is niet te vinden in de 491 pagina's. Daarvoor moet men het "Witboek" van de Commissie raadplegen om te zien dat de DAEB's en de DAB's geen synoniem zijn van "openbare diensten":
http://europa.eu.int/comm/secretariat_general/services_general_interest/index_en.htm
p. 25 : « Openbare dienst : Er wordt op gewezen dat de termen „diensten van algemeen belang” en „diensten van algemeen economisch belang” niet mogen worden verward met de term „openbare dienst” (...) ».

[9]   Men moet alles tot het einde lezen : de interpretatie van het Handvest der Grondrechten is buiten de Grondwet zelf beschreven, in een tekst die Verklaring 12 heet : het preambule van het Charter bepaalt : «In dit verband zullen de rechtscolleges van de Unie en van de lidstaten bij de uitlegging van het Handvest naar behoren rekening houden met de toelichtingen die zijn opgesteld onder het gezag van het praesidium van de Conventie die het Handvest heeft opgesteld en bijgewerkt onder de verantwoordelijkheid van het praesidium van de Europese Conventie.  »

In deze Verklaring nr.12 vindt men soms het tegenovergestelde van hetgeen het Handvest luid en duidelijk verkondigt.

Terwijl het recht op leven en het verbod op de doodstraf geponeerd werd in art. II-62 van het Handvest stelt art.2 van Verklaring 12 op pagina 408 (wie spreekt er over een leesbare tekst : «,De beroving van het leven wordt niet geacht in strijd met dit artikel te zijn geschied ingeval zij het gevolg is van het gebruik van geweld, dat absoluut noodzakelijk is:

a. ter verdediging van wie dan ook tegen onrechtmatig geweld;
b. teneinde een rechtmatige arrestatie te bewerkstelligen of het ontsnappen van iemand die op rechtmatige wijze is gedetineerd, te voorkomen;
c. teneinde in overeenstemming met de wet een oproer of opstand te onderdrukken.»

Hetzelfde artikel preciseert ook: « «Een staat kan bepalingen in zijn wetgeving opnemen waarin is voorzien in de doodstraf voor feiten, begaan in tijd van oorlog of onmiddellijke oorlogsdreiging; een dergelijke straf wordt alleen ten uitvoer gelegd in de gevallen die zijn neergelegd in de wet, en in overeenstemming met de bepalingen daarvan...». We stellen dus vast dat niet alles wordt gezegd in het Handvest en dat men dus wel alle pagina's moet lezen.

[10]   Het gevaar van de handelingen "niet zijnde wetgevingshandelingen" die toelaten aan de niet-verkozen, niet parlementaire organen om vrijelijk dwingende regels van algemene draagkracht werd aangeklaagd in het tegenrapport van de Conventieleden die het VGE niet democratisch achten. Interessant document te lezen op :
http://bellaciao.org/fr/article.php3?id_article=14058

Voor de juridische handelingen van de Unie zie art. I-33, nota hierboven.

[11]   De dwingende instructies van politieke aard zijn te talrijk om allemaal benoemd te worden. Onder andere meer dan 300 artikels van deel III regelen in detail de economische politieken van de Unie.

[12]   Onafhankelijkheid en missie van de Centrale Bank  : art. I-30 : « 1. De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken vormen het Europees Stelsel van centrale banken. De Europese Centrale Bank en de nationale centrale banken van de lidstaten die de euro als munt hebben, welke het eurostelsel vormen, voeren het monetair beleid van de Unie. 2. Het Europees Stelsel van centrale banken wordt geleid door de besluitvormingsorganen van de Europese Centrale Bank. Het hoofddoel van het Europees Stelsel van centrale banken is het handhaven van prijsstabiliteit. Onverminderd deze doelstelling ondersteunt het stelsel het algemeen economisch beleid in de Unie teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Unie. Het voert alle andere taken van een centrale bank uit overeenkomstig deel III en het statuut van het Europees Stelsel van centrale banken en van de Europese Centrale Bank. 3. De Europese Centrale Bank is een instelling. Zij bezit rechtspersoonlijkheid. Zij heeft het alleenrecht machtiging te geven tot uitgifte van de euro. Zij is onafhankelijk, zowel bij de uitoefening van haar bevoegdheden als met betrekking tot het beheer van haar financiële middelen. De instellingen, organen en instanties van de Unie en de regeringen van de lidstaten eerbiedigen deze onafhankelijkheid. » en art. III-188 : «is het noch de Europese centrale bank, noch een nationale centrale bank, noch enig lid van hun besluitvormende organen toegestaan, instructies te vragen aan dan wel te aanvaarden van instellingen, organen of instanties van de Unie, van regeringen van lidstaten of van enige andere instantie. 

[13]   Zie J.P. Fitoussi, Professeur des Universités aan het l'Institut d'Études Politiques van Parijs, President van de Wetenschappelijke Raad van de IEP de Paris, President van de OFCE en Secretaris generaal van de Association Internationale des Sciences Économiques, onderhoud met J.C. Guillebaud, « La politique de l’impuissance », 2005, Arléa :

[14]  Stabiliteitspact : art. III-184  (2 pagina's) en art. 1 van protocol n°10 over de procedure m.b.t. buitensporige tekorten : « De in artikel III-184, lid 2, van de Grondwet bedoelde referentiewaarden zijn: a. 3 % voor de ratio tussen het voorziene of feitelijke overheidstekort en het bruto binnenlands product tegen marktprijzen; b. 60 % voor de ratio tussen de overheidsschuld en het bruto binnenlands product tegen marktprijzen. »  Zie ook vorig punt.

[15]  Verbod om de concurrentie te vervalsen : dit verbod komt overal voor in de tekst, ze is formeel en dwingend, ook over de staatsbedrijven :

Art. III-166 : « 1. De lidstaten nemen of handhaven met betrekking tot de openbare bedrijven en de ondernemingen waaraan zij bijzondere of uitsluitende rechten verlenen, geen enkele maatregel die in strijd is met de Grondwet, met name artikel I-4, lid 2, en de artikelen III-161 tot en met III169. 2. Ondernemingen die zijn belast met het beheer van diensten van algemeen economisch belang of die het karakter dragen van een fiscaal monopolie, vallen onder de bepalingen van de Grondwet, met inbegrip van de mededingingsregels, voorzover de toepassing van die bepalingen de vervulling, in feite of in rechte, van de hun toevertrouwde bijzondere taak niet verhindert. De ontwikkeling van het handelsverkeer mag niet worden beïnvloed in een mate die strijdig is met het belang van de Unie. 3. De Commissie ziet toe op de toepassing van dit artikel en stelt, indien nodig, Europese verordeningen of besluiten vast.

Article III-167 §1: «  Behoudens de afwijkingen waarin de Grondwet voorziet, zijn door de lidstaten getroffen of op enigerlei wijze met staatsmiddelen gefinancierde steunmaatregelen die door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de interne markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt.

[16]  « La politique de l’impuissance » : zie het schitterend boekje van Jean-Paul Fitoussi (eerste rangs economist) die deze geleidelijke onteigening van de politieke verantwoordelijken aantoont door wantrouwen in de democratie. Zie uittreksel supra. 

Zie ook het entoesiasmerend boek van Jacques Généreux, Professor bij Sciences Po, « Manuel critique du parfait européen » die ook protesteert tegen het liquideren van de Europese economische interventie instrumenten en tegen het blinde dogmatisme die deze in de wereld unieke waanzin ondersteunt. Men leest dit boek zonder te kunnen ophouden

[17]  « Douze économistes contre le projet de constitution européenne », door Gilles Raveaud, doctor in de economie en docent (Institut d’études européennes, Université Paris VIII, et onze autres : en opmerkelijke en zeer geargumenteerde analyse van het actuele projekt van de l’Unie, dat meer een economisch projekt is dan een politieke. Te lezen op :
http://www.legrandsoir.info/article.php3?id_article=2231 en http://econon.free.fr/index.html

[18]  Gewone herzieningsprocedure : art. IV-443.3 : « Een Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten wordt door de voorzitter van de Raad bijeengeroepen, teneinde in onderlinge overeenstemming de in dit Verdrag aan te brengen wijzigingen vast te stellen. De wijzigingen treden in werking nadat zij door alle lidstaten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen zijn bekrachtigd.. »

[19]  Herinnering  : artikel 28 van de Verklaring van de rechten van de mens en de burger van jaar I van de franse republiek (1793) stelde : « Een volk heeft steeds het recht zijn Grondwet te herzien, hervormen en te veranderen. Een generatie kan de toekomstige generaties niet aan haar wetten onderwerpen. »

[20]  Vereenvoudigde herzieningsprocedure :
art. IV-444 : «  1. Indien deel III voorschrijft dat de Raad op een bepaald gebied of in een bepaald geval met eenparigheid van stemmen besluit, kan de Europese Raad bij Europees besluit bepalen dat de Raad op dat gebied of in dat geval met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit. Dit lid is niet van toepassing op besluiten die gevolgen hebben op militair of defensiegebied. 2. Indien deel III voorschrijft dat Europese wetten of kaderwetten door de Raad volgens een bijzondere wetgevingsprocedure worden vastgesteld, kan de Europese Raad bij Europees besluit bepalen dat die wetten of kaderwetten volgens de gewone wetgevingsprocedure worden vastgesteld. 3. Ieder initiatief van de Europese Raad op grond van de leden 1 en 2 wordt aan de nationale parlementen toegezonden. Indien binnen een termijn van zes maanden na die toezending door een nationaal parlement bezwaar wordt aangetekend, is het in de leden 1 en 2 bedoelde Europees besluit niet vastgesteld. Indien geen bezwaar wordt aangetekend, kan de Europese Raad dat besluit vaststellen. Voor de vaststelling van de in de leden 1 en 2 bedoelde Europese besluiten, besluit de Europese Raad met eenparigheid van stemmen, na goedkeuring door het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij meerderheid van zijn leden. »

[21]  Zie de boeiende analyse van Laurent Lemasson, gediplomeerde van het’Institut d’Études Politiques de Paris, titularis van doctoraat in Publiek Recht en Politieke Wetenschappen en lesgever bij het Essec, « Constitution européenne : l’Europe y trouve-t-elle son compte ? », document te lezen op de site van het institut Thomas More :
http://www.institut-thomas-more.org/showNews/24
Voor het risico op uitbreiding van de machten van de instellingen uit hun eigen initiatief en zonder rechtstreeks akkoord der volkeren, zie pagina 10.

[22]  Criteria en procedure voor toetreding tot de Unie:

Artikel I-58 : § 2. Iedere Europese staat die lid wenst te worden van de Unie, richt daartoe een verzoek tot de Raad. Het Europees Parlement en de nationale parlementen worden van dit verzoek in kennis gesteld. De Raadbesluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van de Commissie en na goedkeuring door het Europees Parlement, dat zich uitspreekt bij meerderheid van zijn leden. De voorwaarden en nadere regels voor de toelating worden neergelegd in een akkoord tussen de lidstaten en de kandidaat-lidstaat. Dit akkoord wordt door alle overeenkomstsluitende staten overeenkomstig hun onderscheiden grondwettelijke bepalingen aan bekrachtiging onderworpen.

Die laatste woorden laten de ratificatie van de toetreding van een nieuw lid afhangen van het nationaal recht. In concreto voor Frankrijk (n.v.d.v.) :
En février 2005, le Parlement français, réunis en Congrès, a changé la Constitution française pour que cette ratification soit forcément soumise au référendum : article 2 de la loi de révision : « I. – Le titre XV de la Constitution est complété par un article 88-5 ainsi rédigé : "Art. 88-5. – Tout projet de loi autorisant la ratification d’un traité relatif à l’adhésion d’un État à l’Union européenne et aux Communautés européennes est soumis au référendum par le Président de la République." »  Quand le texte précise « est soumis », c’est obligatoire (en droit, l’indicatif vaut impératif).

[23]  Ik verwijs naar de lektuur van het schitterend artikel van Laurent Lemasson, pagina 5:
http://www.institut-thomas-more.org/showNews/24

[24]  Exclusiviteit van het wetgevend initiatief voor de uitvoerende macht :

Artikel I-26 : « (...) §2. Tenzij in de Grondwet anders is bepaald, kunnen wetgevingshandelingen van de Unie alleen op voorstel van de Commissie worden vastgesteld. Andere handelingen worden op voorstel van de Commissie vastgesteld in de gevallen waarin de Grondwet daarin voorziet. » 

Dus voor handelingen niet zijnde wetgevingshandelingen (zie volgend punt), is de norm het vrij initiatief : de Commissie is niet eens nodig indien de Grondwet het niet uitdrukkelijk voorziet.

[25]  Exclusiviteitsdomeinen waar de executieve alleen kan legifereren :

Het principe van de medebeslissing :

art. I-34, §1 : « 1. Europese wetten en kaderwetten worden op voorstel van de Commissie door het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk vastgesteld overeenkomstig de in artikel III-396 bedoelde gewone wetgevingsprocedure. Indien deze twee instellingen geen overeenstemming bereiken, is de wetgevingshandeling niet vastgesteld.

De uitzonderingen aan de medebeslissing : (in de twee richtingen) :

art. I-34, §2 . "In de bij de Grondwet bepaalde specifieke gevallen worden de Europese wetten en kaderwetten volgens bijzondere wetgevingsprocedures vastgesteld door het Europees Parlement met deelneming van de Raad, dan wel door de Raad met deelneming van het Europees Parlement."

De  « participatie » kan de eenvoudige, niet-dwingende consultatie zijn. Het principe van de mogelijkheid van « wetten zonder parlement » is hier dus verworven (eerste verrassing) en geen enkele duidelijke (en dus controleerbare) lijst wordt verschaft (tweede verrassing).

[26]  Een antidemocratisch politiek instrument ? De Europese beslissingen:

Artikel I-33 : Les actes juridiques de l'Union : [rappel]

« (...) De Europese verordening is een handeling van algemene strekking, niet zijnde een wetgevingshandeling, ter uitvoering van een wetgevingshandeling of van sommige bepalingen van de Grondwet. Zij is ofwel verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in iedere lidstaat, ofwel verbindend voor iedere lidstaat waartoe zij is gericht ten aanzien van het te bereiken resultaat, met dien verstande dat de bevoegdheid omtrent de keuze van vorm en middelen aan de nationale instanties wordt overgelaten. Het Europees besluit is een handeling, niet zijnde een wetgevingshandeling, die verbindend is in al haar onderdelen. Indien het Europees besluit vermeldt tot wie het gericht is, is het alleen voor hen verbindend.»

En als het niet vermeldt tot wie het gericht is ? Kan men de burgers even uitleggen wat het verschil is met een wet, behalve de bron ? Men zou zeggen dat er geen enkel verschil is. Op dit ogenblik zou ik zeggen dat de besluiten een duivelse gelijkenis vertonen met « wetten zonder parlement »:

Artikel I-35 : Handelingen, niet zijnde wetgevingshandelingen

1. De Europese Raad stelt in de bij de Grondwet bepaalde gevallen Europese besluiten vast.

2. Europese verordeningen en besluiten worden vastgesteld door de Raad en de Commissie, met name in de in de artikelen I-36 en I-37 bepaalde gevallen, alsmede door de Europese Centrale Bank in de bij de Grondwet bepaalde specifieke gevallen.

We stellen vast dat het parlement (per definitie ?) uitgesloten is. Waarom heeft men dan de Raad van Ministers die men ons voorstelt als een “Hoge Kamer” die deel uitmaakt van de wetgevende macht niet uitgesloten van deze handelingen, niet zijnde wetgevingshandelingen. De auteurs van deze normen zijn zelden verkozen en vaak buiten controle.  De handelingen, niet zijnde wetgevingshandelingen zijn als antidemocratisch uitgeroepen door sommige leden van de Conventie die in hun « Tegen-rapport » het VGE beoordelen als « gaande tegen alle democratische principes in »  Zie bijlage III, pagina’s 21 à 24 :
http://europa.eu.int/constitution/futurum/documents/contrib/doc180703_fr.pdf

[27]  Laurent Lemasson, « Constitution européenne : l’Europe y trouve-t-elle son compte ? », document te lezen op de site van het institut Thomas More :
http://www.institut-thomas-more.org/showNews/24

[28]  Blijkbaar is er geen lijst van de aan de wetgevende executieve voorbehouden domeinen (Montesquieu tolt in zijn graf met dergelijke uitdrukkingen). Dit wil zeggen de domeinen die enerzijds voorbehouden zijn dankzij de uitzonderingen op de medebeslissing (I-34-§2), en anderzijds dankzij het bestaan van de Europese besluiten (I-33 en I-35) : Men moet in de 491 pagina’s gaan vissen om de artikels te vinden die een speciale wetgevende procedure voorzien (zonder het parlement) of de macht om recht te creëren door Besluiten (zonder het parlement).
Deze domeinen zijn een soort vrije zone buiten parlementaire controle, we zouden nochtans graag willen weten welke de betrokken materies zijn.

Toen ik in de 485 pagina’s tekst niet vond wat ik zocht heb ik de volgende uitleg gevonden op
http://www.legrandsoir.info/article.php3?id_article=2157
:
« De 21 domeinen waarvan het Parlement is uitgesloten en waar de Raad van Ministers alleen beslist zijn van beslissend belang : de interne markt, het belangrijkste van de landbouwpolitiek, het gemeenschappelijk Douane tarief, de Buitenlandse politiek en de Gemeenschappelijke Veiligheid, de sociale politiek, de fiscaliteit... ».

Toen ik hem ondervroeg over de bron van deze stelling, gaf de auteur, Jean-Jacques Chavigné, me snel de precieze artikelen met volgend commentaar : “ er zal nooit zwart op wit geschreven staan dat het parlement uitgesloten is van de beslissing. Men moet verstaan dat hij uitgesloten is telkens de Grondwet preciseert dat het de Raad is die beslist en/of dat het Parlement gewoonweg zal geraadpleegd worden (JCC)”

Ongelooflijke ondoorzichtigheid van de opperste tekst die nochtans absoluut duidelijk zou moeten zijn, we begrijpen hier duidelijk waarom dat moet.  JJC gaat verder  : « Ziehier de belangrijkste domeinen (of de delen van domeinen) waar de Raad van Ministers alleen beslist en waar het Parlement geen mede-beslisser is : (JJC tot aan het einde van dit punt)

Buitenlandse en gemeenschappelijke Veiligheidspolitiek :

Artikel III-295 : Alinea 1 : « 1. De Europese Raad stelt de algemene richtsnoeren voor het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid vast, onder meer in aangelegenheden met consequenties op defensiegebied.».

Artikel III-300, Alinea 1 :« 1. De in dit hoofdstuk bedoelde Europese besluiten worden door de Raad met eenparigheid van stemmen vastgesteld.».

Alinea 2 : « In afwijking van lid 1 besluit de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen: ».

De rol van het Parlement is gedefinieerd in artikel III-304 : Alinea 1 : «De minister van Buitenlandse Zaken van de Unie raadpleegt het Europees Parlement en verstrekt het Europees Parlement informatie... raquo;

Alinea 2: « Het Europees Parlement kan vragen of aanbevelingen tot de Raad en de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie richten.»

Interne markt :

Artikel III-130-3 :

« Op voorstel van de Commissie stelt de Raad bij Europese verordening of Europees besluit...»

Gemeenschappelijk Douanetarief :

Artikel III-151-5 :« 5. De rechten van het gemeenschappelijk douanetarief worden door de Raad op voorstel van de Commissie bij Europese verordening of besluit vastgesteld.».

Concurrentie :

Artikel III-163 : «  De Raad stelt op voorstel van de Commissie Europese verordeningen vast voor de toepassing van de in de artikelen III-161 en III-162 neergelegde beginselen ( concurrentieregels.DeRaadbesluitnaraadpleging van het Europees Parlement. »

De Raad houdt zich bezig met de verordeningen en het Parlement met de aanbevelingen. Heeft men zich druk gemaakt over de scheiding en de controle der machten ?

Gemeenschappelijk landbouwbeleid:

Artikel III-231 : Alinea 2 : « Bij Europese wet of kaderwet wordt de in artikel III-228, lid 1, bedoelde gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten ingesteld... »

De uitdrukking « Europese kaderwet » zonder bijkomende bepaling, betekent dat de gewone wetgevende procedure in art.III-396 gedefinieerd, van toepassing is. Het gaat dan om een medebeslissing van de Raad en het Europees Parlement. Wat een vooruitgang is t.o.v. vroegere verdragen.

Maar :

Alinea 3 : « De Raad regelt op voorstel van de Commissie bij Europese verordening of bij Europees besluit de prijsbepaling, de heffingen, de steun en de kwantitatieve beperkingen, alsook de vaststelling en verdeling van de vangstmogelijkheden ».

De Raad beslist dus alleen, op voorstel van de Commissie, over prijzen, steun en quota...

Fiscaliteit :

Artikel III-171 :« De Raad stelt bij Europese wet of kaderwet maatregelen vast betreffende de harmonisatie van de wetgevingen inzake de omzetbelasting, de accijnzen en andere indirecte belastingen, voorzover deze harmonisatie geboden is om de totstandbrenging of de werking van de interne markt te bewerkstelligen en concurrentieverstoringen te voorkomen. De Raad besluit met eenparigheid van stemmen, na raadpleging van het Europees Parlement en van het Economisch en Sociaal Comité.

Sociaal :

Men moet drie niveaus onderscheiden :

1ste niveau : domein van mede-beslissing :
Artikel III-210-1 :

a. de verbetering van met name het arbeidsmilieu om de veiligheid en de gezondheid van de werknemers te beschermen;
b. de arbeidsvoorwaarden;
e. de informatieverstrekking aan en de raadpleging van werknemers;
h. de integratie van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten, onverminderd artikel III-283;
i. de gelijkheid van vrouwen en mannen wat hun kansen op de arbeidsmarkt en de behandeling op het werk betreft;
j. de bestrijding van sociale uitsluiting;
k. de modernisering van de stelsels voor sociale bescherming, onverminderd het bepaalde onder c.

2de niveau : de Raad beslist alleen:
Artikel III-210-3 : « In afwijking van lid 2 worden op de in lid 1, onder c, d, f en g, bedoelde gebieden Europese wetten of kaderwetten door de Raad met eenparigheid van stemmen vastgesteld, na raadpleging van het Europees Parlement,...
c. de sociale zekerheid en de sociale bescherming van werknemers;
d. de bescherming van werknemers bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst;
f. de vertegenwoordiging en collectieve verdediging van de belangen van werknemers en werkgevers, met inbegrip van de medezeggenschap, onder voorbehoud van lid 6;
g. de werkgelegenheidsvoorwaarden voor onderdanen van derde landen die op wettige wijze op het grondgebied van de Unie verblijven;

3 de niveau : de Unie (dat het de Raad alleen is of het Parlement met de Raad) is niet bevoegd :
Artikel III-210-6 :
« Dit artikel is niet van toepassing op de beloning, het recht van vereniging, het stakingsrecht of het recht tot uitsluiting.... »

[29]  Het Europees Hof van Justitie (EHJ) : Hoeksteen van het VGE ?

Het EHJ speelt terzelfdertijd de rol van Hof van Cassatie en Grondwettelijk Hof. In Frankrijk wordt de Conseil Constitutionnel gedeeltelijk door de Senaat, de Kamer en de Président van de Republiek. Hierdoor kan elke macht zich een beetje terugvinden in dit opperste gerechtshof. Niets daarvan in Europa : het Parlement komt niet tussen in de benoeming van de rechters die direkt afhangen van de uitvoerende macht

Men zal in het boek van Paul Alliès, professeur de droit constitutionnel et de sciences politiques à l’Université de Montpellier, « Une constitution contre la démocratie », boeiende uitleg lezen (pagina’s 121 e.v.) over het gevaar die het EHJ inhoudt:

«Het EHJ heeft zichzelf geleidelijk aan tot echte Cour suprême van de Unie opgericht. (...)

Het EHJ heeft altijd één rechter per staat die door hen aangeduid wordt. (...) Die rechters worden in de grootste discretie benoemd in tegenstelling tot hetgeen men kent in de V.S. waar de goedkeuringsprocedure door de Senaat voor een maximale publiciteit zorgt van hun selectie zorgt. (...) Ze hebben geen garantie op vastheid van betrekking. Hun mandaat duurt zes jaar, hetgeen heel kort is, en bovendien hernieuwbaar is. Dit dubbel karakter wordt traditioneel gezien als zijnde in strijd met de onafhankelijkheid der rechters die zich zo zorgen kunnen maken om de autoriteiten aan wie ze hun carrière verschuldigd zijn te mishagen. Men begrijpt gemakkelijk dat de regeringen gehecht zijn aan deze bepaling. Ze hebben naar aanleiding van de goedkeuring van het Verdrag van Maastricht een voorstel van het Parlement om het mandaat op 12 jaar te brengen zonder herverkiezing, verworpen.»  (pagina 122)  (...)

« C’est par la voie d’autres recours [que le « recours en manquement »] que la cour s’est imposée comme cour constitutionnelle. Par le « recours en annulation », elle est appelée à contrôler la conformité des actes de toutes les institutions européennes, y compris la Banque centrale, à la demande de l’une d’entre elles. Par le « recours en carence », elle peut imposer à une institution l’obligation d’appliquer un acte normatif, à la demande des organes de l’Union, des États membres et des personnes privées. Enfin et surtout, par le « recours préjudiciel » introduit par le traité de Rome, elle accueille les saisines des juridictions nationales confrontées à des contentieux concernant des particuliers et incluant des questions de droit communautaire.

Het EHJ bezit het monopolie van de gecentraliseerde en geünifieerde interpretatie van het Europees recht in het algemeen alsook van de dwingende toepassing ervan door alle bestanddelen van de Unie, de lidstaten, met inbegrip van hun nationale jurisdicties. » (pagina 123)

Paul Alliès prend ensuite l’exemple de la laïcité pour illustrer l’immense danger d’un gouvernement des juges : « L’article II-70 (...) est en contradiction absolue avec le droit français de la laïcité depuis un siècle. (...) Au terme de l’art. II-112, la CJE devra interpréter la Charte au regard des explications (...) du Praesidium de la Convention. (...) Voici donc que le socle de la laïcité dépend de la sagesse de la CJE. (...) Bref, tous les éléments sont réunis pour que (...) la Cour crée un droit spécifique en matière de sécularisation au sein de l’Union. (...) Le secret des délibérations et l’absence de publicité des « opinions dissidentes » n’incitent pas à l’optimisme. » (Page 132)

[30]  De Commissie kan door het Parlement worden gecensureerd, en bloc : Artikel I-26, §8 :« De Commissie legt als college verantwoording af aan het Europees Parlement. Het Europees Parlement kan zich overeenkomstig Artikel III-340 uitspreken over een motie van afkeuring tegen de Commissie.
Indien een dergelijke motie wordt aangenomen, nemen de leden van de Commissie collectief ontslag en legt ook de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie zijn functie in de Commissie neer.

Artikel III-340 : « (...) Indien de motie van afkeuring wordt aangenomen met een meerderheid van tweederde van de uitgebrachte stemmen, welke een meerderheid van de leden van het Europees Parlement vertegenwoordigt, moeten de leden van de Commissie collectief ontslag nemen en moet ook de minister van Buitenlandse Zaken van de Unie zijn functie in de Commissie neerleggen.”

Een commissaris kan « ontslagen » worden door de Voorzitter van de Commissie (die zelf bekrachtigd wordt door het Parlement) : art. I-27, laatste § :« Een lid van de Commissie neemt ontslag indien de voorzitter hem daarom verzoekt.»

Maar nog de Raad van Ministers, noch de Europese Raad zijn aan iemand verantwoording verschuldigd.Le Conseil européen nomme les membres de la Commission (art.1-27 §2), seul le Président de la Commission est "élu" par le Parlement (art. 1-27 §1) sur proposition du Conseil européen. Ce n’est pas le parlement qui choisit le Président. Le parlement n’est pas responsable non plus : personne ne peut le dissoudre.

[31]  Yves Salesse, lid van de Raad van State, « Manifeste pour une autre Europe », pagina 36 e.v.:
« De macht van de Commissie wordt overschat. Zowel in rechte als in de feiten, wordt deze macht fundamenteel door de Raad van Ministers in bezit gehouden. (...) De Commissie ontbeert geen macht, maar ze is ondergeschikt aan de eerste. Ze bestaat uit politici en ambtenaren van de lidstaten die niet met hen gebroken hebben.
(...) Zodoende is de macht van de Commissie niet alleen ondergeschikt, maar ligt de tendens ook niet in de versterking van haar macht. Ze ligt in tegendeel in de ontwikkeling van de greep van de Staten.
Wanneer ze pretenderen verrast te zijn geweest door een beslissing, dan liegen ze.
De miskenning van de macht van de Staten heeft politieke gevolgen. Ze ontslaat de regeringen van hun verantwoordelijkheid in de Europese beslissingen. Zij zijn de eersten om te verkondigen : "Het zijn wij niet, het is Brussel"

[32]  Voir de bonnes explications sur l’AGCS sur le site www.urfig.org (par Raoul Marc Jennar).

[33]  Voor een detail van de vernedering door Pascal Lamy van de parlementairen die de voorbereidende documenten voor het Algemeen Akkoord over de diensten wilden raadplegen zie het boek van Raoul Marc Jennar, « Europe, la trahison des élites », pages 64 et s., et notamment 70 et 71.

Voir aussi un passionnant article de Jennar intitulé « Combien de temps encore Pascal Lamy ? », à propos des deux accords AGCS et ADPIC :
http://politique.eu.org/archives/2004/04/11.html.

[34]  Noëlle Lenoir, toen Frans minister gedelegeerd voor Europese Zaken van de regering Raffarin, heeft verklaard : « het zal volstaan een miljoen handtekeningen te verzamelen in Europa om de Commissie te dwingen een wetgevende procedure op te starten » (Le Monde, 30 octobre 2003).

[35]  Petitierecht: art. I-47, §4 : «  4. Wanneer ten minste één miljoen burgers van de Unie, afkomstig uit een significant aantal lidstaten, van oordeel zijn dat inzake een aangelegenheid een rechtshandeling van de Unie nodig is ter uitvoering van de Grondwet, kunnen zij het initiatief nemen de Commissie te verzoeken binnen het kader van de haar toegedeelde bevoegdheden een passend voorstel daartoe in te dienen. De procedures en voorwaarden voor de indiening van een dergelijk burgerinitiatief, met inbegrip van het minimumaantal lidstaten waaruit de burgers die het verzoek indienen, afkomstig dienen te zijn, worden bij Europese wet vastgesteld».

We zijn dus duizend mijl verwijderd van een volksinitiatief zoals in Zwitserland zoals men de kiezers voorspiegelt.

[36]  Voor een detail van de achteruitgang van de Grondrechten in vergelijking met het heersend recht nu : zie Raoul Marc Jennar, « Europe, la trahison des élites », pages 102 et s.

Voir aussi le point de vue d’Alain Lecourieux, « L’illusion des droits fondamentaux dans la Constitution européenne » :
http://www.eleves.ens.fr/attac/Lecourieux-droits-fondam.pdf

Voir aussi la thèse de Anne-Marie Le Pourhiet, professeur à l’Université Rennes I : « Les valeurs et objectifs de l’Union », dans le livre "La nouvelle UE. Approches critiques de la Constitution européenne".

Voir aussi Jacques Généreux, dans son « manuel critique du parfait européen », pages 113 et s. : aucune avancée des droits sociaux.

[37]  J’ai reçu cet après-midi un mail formidable : un espagnol nommé Rodrigo, avocat à Bruxelles, ancien professeur de droit communautaire et fervent partisan du TCE, il parle un français impeccable. Avec un respect parfait, presque déjà de l’amitié, il me dit qu’il est enthousiaste pour ce que je fais en ce moment même s’il n’est absolument pas d’accord avec moi. Puis il m’explique en long, en large et en travers pourquoi c’est excessif de dire que l’article 111-2 "stérilise" la Charte. Je lis attentivement ses explications, je les recoupe avec ce que dit Paul Alliès (c’est l’interprétation de la CJE qui fera la force ou pas de la Charte, et cette force est potentielle, mais réelle)... OK, je retire de mon texte le paragraphe « 111-2 stérilisant » et je ne garde que le recul sur le fond (plutôt moins de droits que plus).  Après, on s’est parlé une heure au téléphone. C’est un exemple, très chaleureux, des échanges que suscite ce débat. On n’est pas obligés de s’empailler sur ce sujet, on survivra au oui comme au non, on peut rêver ensemble d’une autre Europe.

[38]  Over wat men de Conventie « Giscard » kan verwijten, lees de analyse van Robert Joumard, pagina 13 e.v.,  zie ook die van Christian Darlot. Zie ook Paul Alliès (professeur en sciences Politiques à l’Université Montpellier I), « Une Constitution contre la démocratie ? », p. 38 et s.

[39]  Zie ook het standpunt van Pervenche Berès, lid van de conventie Giscard, mede-auteur van de tekst dus, die de finale tekst verwerpt omdat die zodanig verminkt is door de regeringen in het jaar erna en die uiteindelijk oproept om « Nee te zeggen om Europa te redden »
http://www.ouisocialiste.net/IMG/pdf/beresMonde290904.pdf.

[40]  Planning der ratificaties :

Landen die het VGE niet voorleggen aan hun volk  : Litouwen (11 december 2004), Hongarije (20 december 2004), Italië (25 januari 2005), Slovenië (1 februari 2005), Duitsland (12 mei 2005), Slowakijë (mei 2005), Cyprus (mei 2005), Oostenrijk (lente 2005), België (mei 2005), Griekenland (lente 2005), Malta (juli 2005), Zweden (december 2005 terwijl 58 % van de Zweden een referendum eisen), Estland (2005), Finland (eind 2005), Letland (?).

Landen die voor het referendum hebben geopteerd : Spanje (20 februari 2005), Nederland (1 juni 2005), Frankrijk (29 mei 2005), Luxemburg (10 juli 2005), Denemarken (27 september 2005), Portugal (oktober 2005), Polen (eind 2005), Groot-Britanië (lente 2006), Tjechische Republiek (juni 2006), Ierland (2006).

[41]  R.M. Jennar heeft gelijk : men moet onze fundamenten herbevestigen en herinneren aan hetgeen art.35 van de Verklaring van de rechten van de mens en de burger op 26 juin 1793, l’article 35 de la Déclaration des droits de l’homme et du citoyen van het jaar I uitriep : « Wanneer de regering de rechten van het volk schendt, is de insurrektie voor het volk en voor elk deel van het volk het meest heilige onder de rechten en de meest noodzakelijke plicht ».(« Europe, la trahison... », p. 218).

[42]  Selon la célèbre formule de Lacordaire : "Entre le fort et le faible, entre le riche et le pauvre, entre le maître et le serviteur, c'est la liberté qui opprime et la loi qui affranchit".

Chacun peut prévoir ce qu’il adviendra avec des renards libres dans un poulailler libre.
Les charmes de la liberté débridée sont une fable, une imposture.

[43]  Lees de analyses op de site Acrimed over de partijdigheid van de media in deze zaak
http://www.acrimed.org/article1950.html.

Lees ook het artikel van Bernard Cassen in Le Monde diplomatique : « Débat truqué sur le traité constitutionnel » :
http://www.monde-diplomatique.fr/2005/02/CASSEN/11908

O O O O O

Bijgewerkt op: 21 mei 2005. 

 

Vous consultez une archive, retrouvez l'actualité ici : Etienne Chouard - Plan C